Bas van der Vlies, 29 juni 1942 – 7 november 2021

Het einde

Als leider van de SGP bestookte Bas van der Vlies zijn opponenten liever met politieke argumenten dan met Gods woord. Hij was de beminnelijkheid zelve.

Bas-van-der-Vlies
Fractievoorzitter deelt sinaasappels uit, Den Haag 2008
© Robert Vos / ANP

Het dagelijks leven van de mensen die stemmen op de SGP heeft een ambigu trekje: zij leven in twee werelden. Zo beschreef Wim Fieret, de geschiedschrijver van de partij, het: ‘Je hebt een leven in de samenleving en een leven thuis of in de kerk. Je werkt aan de universiteit of in een bouwkeet, je gaat winkelen terwijl de muziek van Lady Gaga of Madonna je in de oren klinkt, en daarna ga je naar huis en lees je de bijbel in de Statenvertaling en zing je op hele noten.’

Op een warme zomerdag, een kleine twintig jaar geleden, kwam de ene wereld binnen bij de andere, in het huis van toenmalig SGP-leider Bas van der Vlies in Maartensdijk. Op fietsvakantie met mijn gezin zag ik Van der Vlies – als altijd gekleed in nette zwarte broek, overhemd en stropdas – in gebogen houding in zijn tuin staan. Hij was in de weer met zijn grote liefhebberij: het kweken van geraniums. Als politiek journalist had ik aan het Binnenhof geregeld contact met hem, dus ik riep: ‘Dag meneer Van der Vlies!’ – hij was niet iemand om bij de voornaam te noemen. De groet terug was allervriendelijkst, en meteen vroeg hij ons op de koffie en limonade.

Het was zo’n moment dat een herinnering voor later creëert, zeker na de binnenkomst van een huisvriendin in Spakenburgse klederdracht: ik had mijn dochter niet eerder zulke grote ogen zien opzetten. In het dagelijkse spraakgebruik zou je de ontmoeting een ‘confrontatie’ van twee werelden noemen, van die waarin Lady Gaga wordt gedraaid met het milieu waarin het harmonium klinkt, maar dat is een veel te onvriendelijk beeld voor de ontvangst bij de familie Van der Vlies. Die was gastvrij, hartelijk, en zonder enig teken van ergernis over onze luchtige kleding, hoewel die in de wereld waarin wij tijdelijk waren binnengetreden toch al gauw als al te spaarzaam zal worden gezien.

‘Bas is een schatje’, zei PVDA-politica Elske ter Veld ooit over Van der Vlies. Hij was de beminnelijkheid zelve. Zeker nadat in ’s lands vergaderzaal weer eens een wervelwind van agitatie was opgestoken, keek je uit naar het moment dat Van der Vlies het woord mocht voeren, nuchter en mild ironisch: dan kon je even herademen. Andere SGP’ers zijn evenzeer een prettige aanwezigheid in Den Haag. Hoewel hun weemoed over het christelijke Nederland dat niet meer bestaat in de verte iets wegheeft van het heimweeconservatisme van de rechtspopulisten, vertoont hun optreden geen spoor van de rancune, het fanatisme en de pathetiek van dat van Geert Wilders of Thierry Baudet.

Het ligt voor de hand een verband te vermoeden met de ‘bevindelijke’ geloofsovertuiging van SGP’ers, de meest gestrenge variant van de gereformeerde orthodoxie, die bij de gelovigen weinig ruimte laat voor vrijblijvendheid en daardoor een zwaar stempel drukt op hun dagelijkse denken en doen. Ook die bevindelijkheid heeft iets dubbelzinnigs. Volgens deze leer huist er ‘een dierentuin vol begeerten’ in je, ‘een gekkenhuis vol ambities, een kleuterschool vol angsten, een harem vol gekoesterde haatgevoelens’, in de woorden van C.S. Lewis, maar toch vraagt God je het goede te doen. Hij verlangt iets van je waarover je tegelijkertijd elke zondag vanaf de kansel te horen krijgt dat je het niet kan.

De bevindelijk-gereformeerden accepteren deze onmogelijke opdracht, want zij weten: Zijn wegen zijn ondoorgrondelijk. Dat besef – God ziet en doorziet jou maar jij Hem niet – maakt hen in de dagelijkse omgang nederig. Zelf zullen ze zeggen: ‘ootmoedig’. In die houding is ook het bijbelse liefdesgebod herkenbaar: ‘God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf.’

Van der Vlies’ grootste verdienste als politicus is dat hij in zijn optreden in de Tweede Kamer de binnenwereld van de bevindelijk-gereformeerden verruilde voor die van de politiek. Zijn voorgangers beschouwden hun rol in de Tweede Kamer als die van boetgezanten, geroepen om alles verbaal te tuchtigen wat zij zagen als een afwijking van Gods wegen, maar hij bestookte zijn opponenten liever met politieke argumenten dan met Gods woord. Zijn opvolger Kees van der Staaij oogst wat Van der Vlies zaaide. SGP-politici zijn nog altijd in conflict met de cultuur – dat is hun partij al meer dan honderd jaar – maar ze zoeken wel politieke wegen, zoals het compromis, om resultaat te boeken.

‘We moeten niet in een spleet van de rots leven’, zei Van der Vlies zelf over het doorbreken van het politieke isolement waarin de SGPverkeerde toen ze nog louter een getuigenispartij was. Zijn verdienste in het politieker maken van de SGP betekent niet dat de partij de democratische rechtsstaat nu ongeclausuleerd omarmt. Nog altijd kan ze op grond van de theocratische erfenis in haar ideologie moeilijk uit de voeten met de grondregel dat iedereen gelijk is voor de wet.

Dat maakt ook haar benadering van de grondrechten ambigu: ze misgunt moslims de ruimte in het onderwijs en de godsdienstbeleving die ze als vanzelfsprekend voor de christenen opeist.

Volgens de politicologen Gerrit Voerman en Hans Vollaard is bij de SGP dan ook eerder sprake van een tactische dan van een principiële aanvaarding van democratische principes. Die conclusie trekken ze onder meer uit Van der Vlies’ rede bij de tachtigste verjaardag van de partij, in 1998. ‘De SGP was, is en blijft voorstander van de parlementaire democratie’, zei hij toen, ‘maar om nu de ongenormeerde democratie als ideaal in zichzelf te belijden, dát gaat te ver als tegelijk met droefheid moet worden vastgesteld dat de resultaten land en volk in vaarwateren sturen die niet of nauwelijks worden gevuld uit de Bron van lévend water.’

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 46 (17 november 2021).