
Iedereen, wat zijn politieke overtuiging ook is, heeft goede redenen om in de rats te zitten over het kabinet-Schoof, nu het zo weerspannig blijkt over de restricties die het democratische bestel aan zijn macht oplegt.
Sinds zijn aantreden heeft het kabinet zich achteloos, soms zelfs geïrriteerd of ronduit vijandig betoond tegenover alles wat de liberale democratie mensen te bieden heeft om zich te verweren tegen de almacht van de staat: het recht, het parlement, maatschappelijke organisaties, de pers, de wetenschap, de kunsten. Dat is een veeg teken van autoritaire neigingen. Daarvoor mag je terecht vrezen, gezien de despotische aard van de grootste coalitiepartij, de PVV, en gezien de sentimenten die premier Dick Schoof bespeelt als hij pretendeert te weten hoe mensen de werkelijkheid ‘ervaren’.
Wat de mensen te verliezen hebben als de democratie verwordt tot een emocratie, om met Kamagurka te spreken, werd klip en klaar in de algemene politieke beschouwingen, het jaarlijkse debat over Troonrede en Miljoenennota. Zoals ook Coen van de Ven beschrijft wilde het kabinet van geen wijken weten met zijn voornemen om het staatsnoodrecht tegen asielzoekers in te zetten, in weerwil van ambtelijke waarschuwingen voor het antidemocratische en antirechtsstatelijke gehalte van die maatregel. Met dat noodrecht eigent de regering zich zonder een wettelijke grondslag verregaande bevoegdheden toe en maakt het parlement tijdelijk monddood. Het is oppassen geblazen voor het precedent dat de regering daarmee schept: eigenrichting van staatswege gaat ten koste van de bescherming die mensen van de wet en het parlement kunnen verwachten.
Uit het arsenaal van de botte machtspolitiek komt ook het voornemen om voor maatschappelijke organisaties de gang naar de rechter te bemoeilijken als zij de overheid aan haar eigen wetten en verdragsverplichtingen willen houden. Een typerend voorbeeld van een opportunistische ingreep in de rechtsstaat met een politiek oogmerk: de regeringscoalitie beoogt zo ‘de procedeerdrang’ te beteugelen van ‘activistische milieuorganisaties’, in de woorden van de BBB.
Van een onachtzame omgang met de tegenmachten getuigen ook de bezuinigingen op de wetenschap en het doordrukken van de btw-verhoging voor de pers, boeken en cultuur – nog meer lompheid tegen kritische stemmen uit de samenleving. Het patroon is telkens hetzelfde: onder Schoof transformeren tegenmachten die in de democratische rechtsstaat onontbeerlijk zijn in een obstakel, een blok aan het been, dat het kabinet moet zien af te schudden.
Een lastige, want paradoxale verantwoordelijkheid van politieke bestuurders is dat zij in naam van hun zorgplicht voor het democratische bestel hun eigen tegenmachten moeten koesteren, hoe hinderlijk die ook kunnen zijn. Dat is te veel gevraagd voor de querulanten van de BBB of voor politici van de PVV, voor wie de corrupte semi-dictator Viktor Orbán het grote voorbeeld is, maar van de VVD en het NSC zou je toch meer democratisch en rechtsstatelijk ethos verwachten.
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 39 (25 september 2024).