
Het is een boude bewering, maar toch niet uit de lucht gegrepen: het kabinet-Schoof heeft weinig op met de Nederlandse samenleving. En dat niet alleen omdat het kabinet met zijn bestuurlijke lamlendigheid en incompetentie de grote maatschappelijke problemen verergert in plaats van bestrijdt, en dus het tegenoverstelde doet van wat je van het landsbestuur verwacht.
Een onvolledige opsomming: het vergroot de ongelijkheid, het verslechtert de leefomgeving van mensen met meer asfalt en minder natuur, het laat de opvang van asielzoekers in het honderd lopen, het vergroot de verkeersonveiligheid, het sukkelt met de beteugeling van de klimaatcrisis, het laat de milieuramp die de agro-industrie veroorzaakt op z’n beloop, het laat jonge mensen op zoek naar een betaalbare woning in de kou staan. Je vraagt je af: is het een schreeuw in de nacht of meent fungerend NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven daadwerkelijk dat het kabinet van stilstand en achteruitgang ‘met volle kracht’ vooruit kan na de bijna-crisis rond het vertrek van staatssecretaris Nora Achahbar?
Het heeft veel weg van een methode om het eigen falen te maskeren: de driftige reflexen waarmee het kabinet reageert op kritische stemmen uit de samenleving. Het put daarbij rijkelijk uit het repressieve repertoire, met woorden als straffen, verbieden, hard aanpakken, controleren, inperken, aan banden leggen.
Inperking van het demonstratierecht is een van de maatregelen die het kabinet wil nemen tegen lastige burgers en actiegroepen. In het coalitieakkoord is afgesproken dat er in de wet een ‘scherp onderscheid’ moet komen tussen demonstraties en ‘ordeverstorende acties’ en tussen demonstranten en ‘notoire relschoppers’.
Dat zijn juridisch moeilijk te objectiveren verschillen, en dus zijn ze vatbaar voor een manipulatieve, politiek gemotiveerde uitleg, bleek direct in het Kamerdebat over de gewelddadigheden in Amsterdam in de nacht van 7 op 8 november. In de ogen van PVV-leider Geert Wilders is sprake van een ‘ordeverstorende’ actie als ‘wij er allemaal last van hebben’. Wilders: ‘Ik zou willen dat het bezetten van een stationshal, een universiteit of een snelweg gewoon niet meer kan.’ De veiligheidsdiensten moeten snel toegang krijgen tot de chatgroepen ‘waar die rotzooi allemaal wordt voorbereid’, zei hij, want: ‘Het voortbestaan van het land staat op het spel.’
VVD-leider Dilan Yesilgöz maakte een onderscheid tussen ‘demonstranten’ en ‘activisten’, om die laatsten vervolgens te vereenzelvigen met relschoppers – ‘tuig’ – die geweld tegen de politie gebruiken. Met die redenering maakte zij het mogelijk om voortaan elke demonstratie met een activistisch doel bij voorbaat te verbieden. Het laat zich raden dat de VVD-leider daarbij eerder pro-Palestina-demonstraties op het oog had dan boerenacties.
Een vergelijkbare willekeurige lading heeft het voornemen van het kabinet om voor actiegroepen de drempel naar de rechter te verhogen, door ‘nadere vereisten’ te stellen aan de ‘representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel’. BBB-leider Caroline van der Plas was twee jaar geleden met haar collega’s van SGP en JA21 al initiatiefnemer van een motie met dezelfde strekking. Over haar doelwit liet zij toen weinig misverstanden bestaan: ‘activistische milieuorganisaties’ die de regering willen houden aan haar verdragsverplichtingen om de stikstofvervuiling te beteugelen. Ze maakte haar initiatief zelf direct ongeloofwaardig, door in dezelfde week dat zij actiegroepen het rechtelijke wapen uit handen wilde slaan naar Groningen af te reizen, om met de Groninger Bodem Beweging het succes in het verzet tegen de gaswinning te vieren. Die overwinning op onwelwillende politici had de actiegroep te danken aan de rechtsgang tot bij de hoogste bestuursrechter – een route die wellicht afgesloten zou zijn geweest als Van der Plas eerder haar zin zou hebben gekregen met haar obstructieve actie.
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 48 (27 november 2024).