Ingebakken mislukkingen

De vier kabinetten-Schoof

Een regeerakkoord vol valse wensdromen, gemankeerde fractieleiders, een premier weggeplukt uit de ambtenarij: het kabinet-Schoof dreigt in een permanente crisissfeer te moeten opereren. Dikke kans op een terugkeer van de verstikkende bestuurscultuur.

Mona Keijzer
Mona Keijzer, beoogd minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, na afloop van een hoorzitting op 20 juni waar ze werd ondervraagd door aanwezige Kamerleden. © Laurens van Putten / ANP

Het was een gedwongen ontslag waarvan parlementair historici zich geen precedent kunnen herinneren: dat van Mona Keijzer als staatssecretaris in het kabinet-Rutte III. Op het dieptepunt van de coronacrisis nam zij haar toevlucht tot een destructieve actie toen zij bij haar collega-bewindslieden geen gehoor vond voor haar bezwaren tegen de coronapas. In plaats van zich daarbij neer te leggen omwille van de eenheid van het kabinetsbeleid in crisistijd, zocht Keijzer De Telegraaf op om naar het gelijk van de buitenwacht te hengelen. Premier Mark Rutte pruimde die solo-actie niet en gaf haar in het najaar van 2021 haar congé.

Het voorbeeld van Hans Gruijters was aan haar niet besteed. Ook de D66-minister voelde zich in het kabinet-Den Uyl (1973-1977) soms alleen staan, maar hij paste ervoor dat aan de grote klok te hangen. In plaats daarvan trok hij zich tijdens de ministerraad terug achter een goed boek. ‘Als minister zeg je op een gegeven moment: ik geef het op, ik steek m’n neus in een boek’, zei hij in de Haagse Post. Want, vervolgde hij in woorden waarin de beter ingevoerde lezer Vondels Gijsbrecht van Aemstel zal herkennen: ‘Waar niet gewonnen wordt, is het ijdel dat men strijdt.’

Keijzer was ten tijde van haar ontslag als staatssecretaris nog CDA-lid. Nu neemt zij voor de BBB zitting in het kabinet-Schoof, als minister en vicepremier. Een ijdeltuit die ook een flapuit is: dat is voor het bewaren van de eenheid van het kabinetsbeleid geen gelukkige combinatie van karaktereigenschappen. Rutte stuurde Keijzer de laan uit, zijn opvolger Dick Schoof liet zijn vicepremier Fleur Agema begaan toen zij bij het eerste optreden van zijn kabinet een vergelijkbare, ondermijnende actie ondernam.

De gedachte dat het kabinet met één mond spreekt is een van die functionele ficties in een democratie, bedoeld om ministers het gezag te geven dat ze nodig zullen hebben als weerbarstige problemen maatregelen vergen die mensen tegen de haren instrijken. Het is een bekend gedragspatroon van politici die niet kunnen bogen op gezag: ze zijn geneigd terug te vallen op machtsvertoon, met alle lelijkheid die daarbij hoort, zoals schelden, bluffen, openlijke minachting voor andersdenkenden, verdachtmakingen van politieke tegenstanders. Sporen van botte machtspolitiek kun je nu al aantreffen in het coalitieakkoord waaraan PVVVVDNSC en BBB het kabinet-Schoof hebben gebonden.

Zo hebben ze afgesproken een ‘noodsituatie’ af te kondigen als legitimatie voor een vergaande inperking van de rechten waarop asielzoekers aanspraak kunnen maken, met het doel ‘het strengste toelatingsregime ooit’ te creëren. De argumenten voor die uitzonderingstoestand zijn van realiteitszin gespeend – aan de hand van de reële asielaantallen laten migratiedeskundigen keer op keer zien dat er geen reden voor paniek is – maar daaraan hebben de coalitiepartners geen boodschap: de asielhysterie komt ze goed van pas om beleid te legitimeren dat de rechtsstatelijke grenzen tart. Uit het arsenaal van de botte machtspolitiek is ook het voornemen van de coalitie afkomstig om voor maatschappelijke organisaties de deur naar de rechter in het slot te gooien als zij de overheid aan haar eigen wetten en verdragsverplichtingen willen houden.

Lees verder in de Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 26 (26 juni 2024).