
Op de tekening Het waterwerk van ons geld, een cartografische verbeelding van het geldsysteem, stroomt het water in een onnatuurlijke richting: van beneden naar boven. In een metaforisch beeld schetst de maakster, kunstenaar Carlijn Kingma, daarmee de ongerijmde werking van het kapitalisme, dat in de praktijk uitpakt als een herverdelingssysteem van arm naar rijk.
Kingma maakt met haar pentekening zichtbaar wat de econoom Thomas Piketty in Capital in the Twenty-First Century, zijn boek over de toenemende ongelijkheid, beschreef als de inherente trend in het kapitalisme: het geld van mensen met bezit vermeerdert sneller dan dat van inkomenstrekkers doordat het rendement op vermogen hoger is dan de gemiddelde loonstijging.
Je kunt het ook polemisch formuleren, zoals Piketty’s vakgenoot Irene van Staveren dat deed in haar Trouw-column: met geld waar je niets voor hoeft te doen, zoals de opbrengsten van vastgoed of dividend op aandelen, verdien je verhoudingsgewijs meer dan met werken. Vandaar de dikke bulk geld bij de kapitaalbezitters boven in Kingma’s tekening en het dunne stroompje dat resteert voor de mensen onderop, degenen die alleen hun arbeid hebben om een inkomen mee te vergaren.
Dat is geen analyse die voortkomt uit zuur linkse jaloezie. In onverdachte hoek, uit de mond van CDA’er Piet Hein Donner, is hetzelfde betoog te horen. In Christen Democratische Verkenningen signaleert hij dat inkomen uit vermogen al lange tijd een groeiend deel van het nationaal inkomen uitmaakt en het looninkomen een afnemend. In het dagelijks leven is een van de gevolgen, zegt Donner, dat politieagenten, verpleegkundigen en anderen in hun inkomenscategorie zo langzamerhand geen woning meer kunnen kopen.
Je zou zeggen: werk aan de winkel voor de partij die in haar retoriek uitentreuren de ‘hardwerkende Nederlander’ paait, maar dat is buiten de waard gerekend. Het dikker worden van de bulk geld bij de vermogensbezitters is juist wat de VVD beoogt, afgaande op de keuzes die zij in de formatie van het kabinet-Schoof heeft gemaakt. Als je je afvraagt wie de VVD nu eigenlijk met die ‘hardwerkende Nederlander’ bedoelt, lees dan het coalitieakkoord. Dat is onthullend.
In haar column in De Groene beschreef Mirjam de Rijk al dat het kabinet met zijn belofte van meer bestaanszekerheid vooral de bedrijven en vermogensbezitters op het oog had, niet zozeer de werkenden met een laag inkomen of de uitkeringsgerechtigden. Mensen met een minimumloon kunnen de eerder aangekondigde verhoging definitief vergeten, mensen met vermogen daarentegen hoeven niet te vrezen voor de extra belasting waartoe het kabinet-Rutte IV eerder nog besloot. Ondernemingen mogen de aandeelhouders in de watten blijven leggen met trucs om de koers op te drijven. Bedrijven krijgen een hogere renteaftrek en een verlaging van de energiebelasting in de schoot geworpen. Huizenbezitters behouden gegarandeerd al hun fiscale voordelen, waaronder de hypotheekrenteaftrek.
Van de vier coalitiepartijen heeft de VVD het zwaarste stempel op deze maatregelen gedrukt. Het beeld dat de VVD heeft van de hardwerkende Nederlander, zo kun je ook uit het regeerprogramma opmaken, is dat van de ‘maagmens’, met een woord van Jacques de Kadt: een materialistisch individu dat vooral ongestoord wil consumeren.
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 43 (23 oktober 2024).