‘Wij kiezen voor solidariteit met de mensen in de wijken’

Op zoek naar een nieuwe verstandhouding: James Kennedy

Met een vergroting van haar maatschappelijke relevantie kan de universiteit gezag terugwinnen, ziet hoogleraar James Kennedy. En dat is hoognodig. ‘We moeten erkennen dat wetenschap niet de enige vorm van kennis is die ertoe doet.’

James Kennedy
James Kennedy, 2020
© Jitske Schols / Lumen

De ontkenning van een probleem is zo langzamerhand een beproefde methode om de wetenschap in diskrediet te brengen: de klimaatcrisis is ‘een verhaaltje’ (Geert Wilders), covid een onschuldig griepje, de vernietiging van de natuur door te veel stikstof een verzinsel. Onder invloed van continue verdachtmakingen van academische kennis is de wetenschap een van de brandpunten van de polarisatie in de samenleving geworden, vergelijkbaar met die rond culturele verschillen, de politiek en de journalistiek.

Tot deze conclusie kwam ook James Kennedy in zijn oratie als universiteitshoogleraar in Utrecht, half november. ‘Hoewel het Nederlandse publieke vertrouwen in de wetenschap consequent hoog blijft, wordt een substantiële minderheid zichtbaar die zich luid en duidelijk afkeert van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek’, zei hij, als altijd behoedzaam formulerend. ‘Nu populistische geluiden toenemen, de politiek wispelturiger wordt en nieuwe sociale media het kennismonopolie van universiteiten aantasten, neemt de onzekerheid toe over de positie en de reputatie van de wetenschap en de universiteiten in de samenleving.’

Met verstokte wetenschapsontkenners, mensen die academische kennis voor een mening houden, vergelijkbaar met willekeurig elke andere opvatting, is de kloof onoverbrugbaar, beaamt Kennedy in een vraaggesprek bij hem thuis in Amersfoort. Het anti-intellectualisme en het vertrouwen in het eigen ‘gevoel’ zitten te diep om hen daar nog van af te brengen. Een welwillende gespreksbasis ontbreekt ook bij degenen die ongeloof in wetenschap veinzen omdat onderzoeksresultaten niet van pas komen. Zij weten wel dat het nonsens is om de opwarming van de aarde te wijten aan Afrikanen die op hout stoken, zoals een aanhanger van de PVV twitterde, maar feiten doen er in hun strijdplan niet toe.

‘Inderdaad’, zegt Kennedy, ‘het populisme is de voedingsbron van de polarisatie ten opzichte van wetenschap. Wetenschap, dat is iets van de elite, als het volk een gevoel heeft dan is dát de waarheid, niet die bagger die we uit de universiteiten en andere onderzoeksinstituten over ons krijgen uitgestort.’ Tegelijkertijd meent hij dat universiteiten moeten waken voor zelfgenoegzaamheid. Een kritische blik op zichzelf kan nooit kwaad, ook niet voor universiteiten, zegt hij. ‘Zeker niet nu het kennismonopolie van de universiteit en haar legitimiteit en aanzien onder druk staan. Een zekere mate van scepsis is dan geboden, tegenover instituties die pretenderen te kunnen bepalen wat waarheid is en die geen twijfel bij zichzelf toelaten.’

De zelfkritische blik ontbreekt niet in het onderzoeksprogramma dat Kennedy als universiteitshoogleraar in Utrecht leidt, getiteld ‘community engaged learning’. In die naam ligt het doel van het programma besloten: de universiteit wil zich met de gemeenschap engageren door academische kennis met de lokale samenleving te delen en tegelijkertijd zelf te leren van de ervaringen die zij daarmee in de stad opdoet. De Universiteit Utrecht heeft er mede daarom voor gekozen om zichzelf te omschrijven als een civic university. ‘Community engaged learning kan de universiteit helpen om langzaam en geduldig bruggen te slaan, kloven te dichten en gehoor te geven aan andere stemmen’, zei Kennedy in de oratie over zijn programma.

Hij heeft daarover de leiding naast zijn hoogleraarschap moderne Nederlandse geschiedenis aan dezelfde universiteit. Eerder (2015-2020) was hij in Utrecht decaan van het University College. Na een academische loopbaan in de Verenigde Staten vestigde hij zich in 2003 in Nederland, als hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Van 2007 tot 2015 doceerde hij Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij had toen in Nederland al een wetenschappelijke reputatie opgebouwd met het boek Nieuw Babylon in aanbouw (1995). Daarin analyseerde hij hoe de culturele omwenteling zich hier in de jaren zestig zonder al te veel spanningen voltrok doordat ook de elites de noodzaak van verandering inzagen: met de tijd meegaan was de verstandigste keuze.

‘In Lunetten gaat het de goede kant op: studenten werken op locatie samen met burgerinitiatieven’

Voor de taak die hij nu in Utrecht heeft wil Kennedy opnieuw lessen trekken uit de jaren zestig, eveneens een periode waarin de universiteiten een brandpunt van de polarisatie in de samenleving waren. Zij konden destijds de veranderingen in de sociale werkelijkheid niet langer bij benen, meent hij, waardoor zij kampten met een verlies aan autoriteit en legitimiteit. In Tegels lichten typeerde de journalist Henk Hofland de gezagscrisis die Nederland toen in zijn greep had als ‘een ongeloofwaardig geworden hiërarchie’: degenen die gezagsposities bekleedden konden hun autoriteit niet meer waarmaken doordat ze gevangen zaten in oude manieren van denken. De universiteiten zouden zich daaraan kunnen ontworstelen met ‘de vermaatschappelijking van de wetenschap’, in de woorden van de scheikundige André Klukhuhn. Wetenschap moest zich bezighouden met het signaleren, analyseren en oplossen van actuele maatschappelijke vraagstukken.

De fout die de universiteiten volgens Kennedy toen maakten is dat zij de oude hiërarchie feitelijk vervingen door een nieuwe. ‘De leidende gedachte was dat als academici de wijken zouden intrekken om gewone mensen uit te leggen wat hun situatie was, dat voldoende zou zijn om van hen zelfstandige, verstandige, geëmancipeerde burgers te maken. Dat was een vorm van optimisme die niet opgewassen was tegenover de harde werkelijkheid. De teleurstelling over de resultaten zat al ingebakken in de onjuiste veronderstelling dat je mensen met een interventie van boven zou kunnen emanciperen. Terecht laakte Ruud de Moor, de latere stichter van de Open Universiteit, die benadering toen als een elitaire zendingsdrang: academici wilden mensen winnen voor een goede zaak die ze zelf hadden gedefinieerd.’

Door de eenzijdigheid in de relatie tussen universiteit en samenleving was deze poging de wetenschap meer maatschappelijke relevantie te geven tot mislukken gedoemd, zegt Kennedy. ‘De vergissing school in de gedachte dat de kennis die op de universiteiten aanwezig was een ontketenende vorm van kennis zou zijn die mensen nodig hadden om meer greep op hun eigen leven te krijgen. Dat was een te optimistisch mensbeeld: alsof mensen stonden te trappelen om te emanciperen en de universiteit alleen maar het laatste zetje hoefde te geven. Vergissing nummer twee was dat universitaire kennis het verschil zou maken. Dat was een nogal eenzijdig gezichtspunt: het ging louter om wat de universiteit kon doen voor de samenleving, niet om wat de samenleving de universiteit te melden had.’

Met community engaged learning wil Kennedy lessen trekken uit de ervaringen in het verleden, door te waken voor eenzijdigheid in de verhouding die de universiteit met de buitenwereld aangaat. ‘Die elitaire zendingsdrang, dus eigenlijk domweg desinteresse voor wat er leeft in de maatschappij, moet natuurlijk niet doorslaan naar het andere uiterste: dat de universiteit in de wijken kennis komt verzamelen louter ten dienste van haar eigen onderzoeken. Dat zou een vorm van uitbuiting zijn. De opgave is dus: hoe kun je bewerkstelligen dat kennis iets is wat de universiteit en de lokale gemeenschap samen opbouwen? Hoe creëer je het wederzijdse vertrouwen dat daarvoor is vereist?’

Groene Rekenkamer
Tijdens de Klimaatmars lopen ook enkele Groene Rekenkamer-leden mee. Zij ontkennen dat er iets aan de hand is met het klimaat. 6 november 2021, Amsterdam
© Berlinda van Dam / ANP

Een succesvolle sociale inbedding van de universiteit vergt in de eerste plaats dat zij zich langere tijd in de stadswijken laat zien. ‘In een buurt als Lunetten gaat het de goede kant op. In de stadsstudio van geowetenschappen werken studenten op locatie samen met burgerinitiatieven, bedrijven, buurthuizen, sociale ondernemingen en andere partners, bijvoorbeeld om ideeën te ontwikkelen hoe je in de wijk een veilige ruimte inricht. De universiteit heeft er wat aan, want zij beschikt met de ervaringen die ze in de wijk opdoet over een bron van kennis, en ook Lunetten wint erbij: de wijk lijkt verbeterd, het gevoel van veiligheid is er groter. Nu gaat het erom dat de universiteit die contacten in de wijk behoudt en aanwezig blijft, ook op de langere duur.’

Met een langdurig engagement met de samenleving kan de universiteit bijdragen aan het verminderen van de polarisatie rond de wetenschap, meent Kennedy. ‘De universiteit kan zo vertrouwen opbouwen. Zij kan zo in de praktijk van alledag laten zien: wetenschap is een methode om kennis en nieuwe inzichten te verwerven, zij is niet volmaakt, zij heeft het zeker niet altijd bij het rechte eind, maar ze is wel iets meer dan een mening. Zo kan zij het wantrouwen in haar verminderen en bij de mensen weer fiducie wekken in haar betekenis voor de samenleving.’

Lees verder in de Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 50 (14 december 2022).