Politici zijn te bang om offers van kiezers te vragen

In het nieuws

schoorstenen
Illustratie © Milo

Het is sinds Rusland Oekraïne binnenviel vaker gezegd: met zijn olie- en gasimport uit Rusland is West-Europa de medefinancier van Poetins oorlog. April wordt een recordmaand voor Ruslands schatkist, met bijna tien miljard dollar inkomsten uit de verkoop van gas en olie, waarvan bijna de helft uit Europa komt.

Casper Thomas beschrijft in dit nummer hoe minister Wopke Hoekstra in Washington verzekerde dat ‘we alles doen wat we kunnen’ om de oorlog te stoppen, maar met een ‘woordensoep’ eindigde toen zijn Amerikaanse gehoor doorvroeg naar de politieke consequenties van die uitspraak. Waarom volgt de EU het Amerikaanse voorbeeld niet: een drooglegging van deze inkomstenstroom met een onmiddellijke boycot? Europa is veel meer dan de VS afhankelijk van Russische brandstoffen, dus de economische prijs die een invoerstop vergt is navenant groter, maar dat is niet de enige verklaring voor de terughoudendheid. Ook vrees voor wraak van de kiezers lijkt een rol te spelen.

In Duitsland, het meest van alle Europese landen aangewezen op de besmette import, is bondskanselier Olaf Scholz de remmende factor, in tegenstelling tot minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock. Scholz’ partij, de sociaal-democratische SPD, heeft politiek dan ook meer te duchten van haar achterban bij een gedwongen welvaartsoffer dan de Groenen, Baerbocks partij. In Frankrijk bleek de voorgenomen verhoging van de dieselaccijns, een milieumaatregel van de regering-Macron, al in 2018 de lont in het kruitvat. Met de gele-hesjesbeweging kwam het verarmde Franse achterland, voor boodschappen en werk veelal aangewezen op de dieselauto, in opstand tegen ‘het Frankrijk van het elektrische stepje’, in de woorden van Marijn Kruk. In de campagne voor de presidentsverkiezingen blijkt haar warme band met het Russische terreurregime geen handicap voor de nationaal-populistische kandidate Marine Le Pen: met haar belofte de Fransen te beschermen voor aanslagen op hun koopkracht zit zij Emmanuel Macron op de hielen.

De politiek heeft zelf het draagvlak voor offervaardigheid verkleind

In Nederland besloot het kabinet tot een accijnsverlaging op benzine en diesel, hoewel de brandstofprijzen uit het oogpunt van milieubeleid nog steeds eerder te laag dan te hoog zijn. Voor de minister voor Klimaat en Energie, Rob Jetten (D66), is dat een ontluisterend besluit, illustratief voor zijn gebrek aan werkelijke macht in het klimaatbeleid.

Vanwaar die angstvalligheid? Het ligt voor de hand een verband te veronderstellen met de verminderde kiezerstrouw, hier en in andere West-Europese landen. Geen politieke partij kan meer rekenen op een vaste aanhang, winst bij de ene stembusgang kan bij de volgende alweer verdwenen zijn. Het is niet verwonderlijk als politici dan schrikachtiger worden in het vragen van offers van de kiezers, uit angst voor hun wraak in het stemhokje.

De pijnlijke ironie is dat de politiek zelf het draagvlak voor offervaardigheid heeft verkleind, met haar langdurige overgave aan neoliberaal marktdenken. Onder de tucht van de markt is de beschikbaarheid van basisvoorzieningen die een zekere rust in het bestaan brengen ongelijk verdeeld geraakt: betaalbare huisvesting, goede zorg en goed onderwijs zijn voor mensen met geld en relaties beter verzekerd dan voor mensen die het minder goed hebben getroffen. Dat fenomeen is inherent aan de individualistische prestatiemoraal die in het neoliberalisme is ingebakken met de idee dat mensen op hun eigen benen moeten staan, zo min mogelijk gesteund door een zorgende overheid.

Het is plausibel dat mensen die niet kunnen voldoen aan de hoge standaard van die prestatiemoraal vrezen voor maatschappelijke marginalisering. Elk offer dat politici van hen vragen kan dan te veel zijn, met als gevolg dat een democratisch bestel in tijden van crisis, zoals nu met de Oekraïne-oorlog, niet meer de wendbaarheid kan vertonen die nodig is.

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 16 (20 april 2022).