Landschapspijn

Het platteland behoeft weer een landelijke visie

De intensieve landbouw verdreef de idylle uit het landschap. Elke wethouder kan een industrieterrein of distributiehal neerzetten. Door het verdwijnen van de landelijke regie is het landschap verramsjt.

Fries landschap
In Friesland lijkt er tussen het raaigras en de turbokoeien geen plaats meer voor biodiversiteit
© Bas Jongerius / De Beeldunie

Het uitzicht uit het huis aan de rand van het Friese gehucht Fiifhus, aan de oever van de Bolswarderzeilvaart, was zoals je je dat voorstelt bij ongerept platteland. Aan de andere kant van het water stond een oude boerderij, omgeven door kruidig grasland, dat in het voorjaar doorschoten was van het geel en wit van boterbloemen en madeliefjes. In de lucht veel kieviten, grutto’s en andere weidevogels. Je keek uit op het dorpje Wolsum, een paar honderd meter achter de boerderij. Inderdaad, een landschap zoals Jacques P. Thijsse het getekend zou kunnen hebben.

Dat was in de jaren tachtig. Anno nu is de boerderij verdwenen: gesloopt omdat het weggetje ernaartoe te smal en niet stevig genoeg was voor de zware tankwagen die tegenwoordig de melk ophaalt. Het weiland is een gladgeschaafde, drooggepompte vlakte van raaigras, zonder bloemen, kruiden, insecten en vogels. Het zicht op Wolsum wordt gedomineerd door drie zwartgekleurde voedertorens, naast een buitenproportionele schuur.

Hier zie je de ‘landschapspijn’ – het woord is van de Friese journalist Jantien de Boer – die de intensieve veeteelt op het platteland veroorzaakt. Lelijk is het uitzicht uit Fiifhus nog steeds niet, maar wie het beeld van veertig jaar geleden voor ogen heeft zal die pijn gewaarworden. De Boer, sinds dertig jaar redacteur van de Leeuwarder Courant, krijgt een soort ‘zeurend gevoel’ in haar borst als ze door Friesland fietst. ‘Een soort weemoed, maar dan scherper.’ Met de beschrijving van dat gevoel, in een artikel in de zaterdagbijlage Sneon & Snein, raakte ze een gevoelige snaar bij haar lezers, die het beeld van gedegradeerd landschap maar al te goed herkenden. Zo reageerde de Friese bioloog Theunis Piersma: ‘Ik rijd door Friesland en ik huil van binnen. Ik huil omdat ik overal verlies om me heen zie.’

‘Miezerland’, zo typeert landschapsarchitect Adriaan Geuze de verrommelde gebieden in Nederland. De ontwaarding van het landschap behoort tot de verborgen kosten van de intensieve veehouderij. In opdracht van Greenpeace hebben onderzoekers van de bureaus Ecorys en Ethical Growth Strategies het totaal van dat soort kosten op een rijtje gezet, voor zover ze zijn te calculeren: de schade aan de natuur, de biodiversiteit en de gezondheid die de grootschalige industriële vlees- en zuivelproductie aanricht.

De conclusie die Greenpeace uit het onderzoek trekt is dat een omschakeling van de veehouderij naar een volledig ecologische bedrijfsvoering op den duur niet alleen ecologisch maar ook economisch lonend kan zijn. Met het uitkopen van boeren, het omzetverlies in de verwerkende industrie en de noodzakelijke investeringen in natuurherstel zijn weliswaar miljarden gemoeid – Ecorys houdt het op jaarlijks 3,5 miljard euro – maar daartegenover staan de baten van de bespaarde milieu- en gezondheidsschade: naar schatting 4,9 miljard per jaar. Met het vorige week verschenen rapport wil Greenpeace inzichtelijk maken wat de kringlooplandbouw die minister Carola Schouten nastreeft Nederland kost en opbrengt. ‘Ecologische landbouw met minder dieren is een haalbaar en betaalbaar wenkend perspectief voor het klimaat, de natuur, de burger en de boer’, is het eindoordeel van de milieuorganisatie.

De politieke wil die vereist is voor ingrijpend structuurbeleid als dit vergt wel dat de overheid zichzelf niet langer wegcijfert in de ruimtelijke ordening van Nederland. Ook voor de bestrijding van landschapspijn is dat een voorwaarde.

Emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw schreef in NRC Handelsblad dat het streven naar kringlooplandbouw op zichzelf nog geen afdoende waarborgen voor het landschap biedt. In navolging van zijn Wageningse collega Rudy Rabbinge, oud-lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), en oud-Kamerlid voor de PVDAHarm Evert Waalkens bepleit De Zeeuw een heldere scheiding tussen regio’s waar de natuur het landschap bepaalt en gebieden waar de landbouw de kernactiviteit is. Oftewel: om naast de ecologische ook een agrarische hoofdstructuur aan te wijzen. Ook oud-minister Cees Veerman en de Wageningse hoogleraar Louise Fresco opperden in een gezamenlijk opinie-artikel in Het Financieele Dagblad zo’n nieuw concept voor de ruimtelijke ordening, om zowel natuur en landschap als de boeren meer ‘ademruimte’ te bieden.

Zonder overheid geldt bij de verdeling van de schaarse ruimte de wet van de sterkste

Het probleem is dat de politiek de overheidsmacht die voor ruimtelijke ordening vereist is, heeft laten weglekken in het zwarte gat van de decentralisatie. De ordening van de schaarse ruimte in Nederland is nu in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van gemeenten. Wat ontbreekt is een hoger gezag dat de belangen afweegt die de gemeentegrenzen overstijgen, bijvoorbeeld die van economie en ecologie. Je kunt het ook zo zeggen: de politiek heeft de lagere overheden opgezadeld met een onmogelijke taak, waardoor de ruimtelijke ordening is gedegradeerd tot een kwestie van concurrentie tussen de gemeenten om bedrijventerreinen en woningbouwlocaties.

Lees verder in De Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 5 (29 januari 2020).