De halve waarheid is geen leugen

Zwendeltaal en pr-middelen in de politiek

In de woorden van Hannah Arendt moet politiek een waarheidstrouwe poging zijn ‘de wereld te verwoorden’. Maar in die politiek neemt het aantal pr-mensen en mannetjesmakers toe die zich bedienen van metaforen, hyperbolen en suggestie om kiezers hun versie van de werkelijkheid te doen laten geloven.

Aftreden minister Halbe Zijlstra
Het aftreden van minister Halbe Zijlstra op 13 februari 2018. © Maarten Hartman / HH

In het essay ‘Liegen in de politiek’ beschreef filosofe Hannah Arendt een veel voorkomende vorm van cynisme in de wereld van de politiek als volgt: ‘Politiek bestaat voor de ene helft uit beeldvorming en voor de andere helft uit de kunst om mensen in het beeld te doen geloven.’ In de ‘datsja-affaire’ rond Halbe Zijlstra is dat tweede – mensen laten geloven in het fantasieverhaal dat de VVD-politicus ophing – niet gelukt. Voor wie niet cynisch wil worden over de Nederlandse politiek is dat een geruststellende gedachte.

De positieve conclusie uit Zijlstra’s aftreden naar aanleiding van die affaire is: de democratie heeft als zelfreinigend systeem haar werk gedaan. De waarheid was onverbiddelijk voor de minister van Buitenlandse Zaken na de onthulling in de Volkskrant dat hij zichzelf bij een ontmoeting met de Russische president Poetin in diens datsja had gefantaseerd. De journalistiek deed hier haar werk als controleur van de macht. Ook de politieke reactie had dat reinigende effect: geconfronteerd met zijn leugen trok Zijlstra de conclusie dat hij omwille van de ‘geloofwaardigheid’ van het ministerschap van Buitenlandse Zaken diende af te treden.

In de datsja-affaire heeft de waarheid dus gefunctioneerd als middel zowel om de macht te controleren als om haar te disciplineren. De politiek is weer met de neus op het feit gedrukt dat waarheidsliefde een essentiële democratische waarde is die een politicus niet ongestraft ontrouw kan zijn. De kiezers moeten ervan op aan kunnen dat hun de waarheid wordt verteld: als degenen die met hun stem de krachtsverhoudingen bepalen zijn zij in een democratie de hoogste autoriteit en moeten zij goed en correct geïnformeerd die stem kunnen uitbrengen.

Dat vereist dat feiten onbetwistbaar zijn, dus geen materie die manipulatieve machthebbers naar eigen willekeur kunnen plooien. Met het aftreden van Zijlstra is ook de arrogantie van de macht afgestraft. Het lijkt een wetmatigheid in de politiek dat een partij die gewend raakt aan de macht zelfingenomen wordt en de waarheid in pacht denkt te hebben. Eerder vertoonde het CDA die verschijnselen. ‘We run this country’, zei CDA’er Joost van Iersel toen, een uitspraak die zo vaak is geciteerd omdat hij zo treffend is: het CDA ging zijn macht in die jaren als vanzelfsprekend ervaren, bijna als een recht in plaats van een gunst die de kiezers verleenden.

Misschien is dat soort machtsarrogantie mede een verklaring voor het fenomeen dat de laatste jaren vooral VVD’ers menen zich de nodige rekkelijkheid met de waarheid te kunnen permitteren. De positie van de liberalen is vergelijkbaar met die van het CDA op zijn hoogtepunt. Zij vormen nu het machtscentrum en andere partijen kunnen er al dan niet voor kiezen zich daarbij aan te sluiten. Verwonderlijk is het niet dat wie in de politiek lange tijd de dominante factor is de neiging kan krijgen te veronderstellen dat hij dat zal blijven. En Arendt wist al: ‘Wie zich meester waant van zijn toekomst, zal in de verleiding komen zich ook van zijn verleden meester te maken.’ Dat is precies wat Zijlstra deed, met zijn fantasie dat hij in 2006 in de datsja van Poetin was om diens visie op de Russische geopolitiek aan te horen.

Een tweede positieve conclusie uit Zijlstra’s aftreden is dat ‘Amerikaanse toestanden’ zich in Nederland nog niet voordoen. Hier geen president die wegkomt met zijn eigen valse constructies van de werkelijkheid en hier geen grote, machtige tv-zender die dat spel met de waarheid voluit meespeelt. Dat neemt niet weg dat ook Nederlandse politici niet vies zijn van beeldvorming, daarin bijgestaan door spindoctors en public-relationsmanagers die zich specialiseren in de kunst om mensen in het beeld te doen geloven.

De politiek is uit zichzelf bevattelijk voor de retorische uitvergroting van het gewenste beeld. Een politicus leeft in zijn vak van de scheppende kracht van het woord en alleen daarom al is een objectief waarheidsbegrip in de politiek onbestaanbaar. Metaforen, hyperbolen en andere stijlmiddelen uit de retorica zijn de wapens in het debat, met het doel de tegenstanders te overtuigen van de noodzaak van een andere politieke koers.

Dat hoort er allemaal bij, maar het geeft de democratie ook een specifieke kwetsbaarheid: haar ontvankelijkheid voor demagogie. De politiek moet, in de woorden van Arendt, een waarheidstrouwe poging zijn ‘de wereld te verwoorden’, maar in handen van de demagoog, die zijn boodschap afstemt op wat hij veronderstelt dat zijn publiek wil horen, wordt de werkelijkheid kneedbaar, een bron van suggestieve beïnvloeding en ‘alternatieve feiten’. Suggestie is een geducht wapen in de politiek. In het gevecht om de macht zijn politici voor wie waarheidstrouw ondergeschikt is aan het gewenste beeld in het voordeel, want zonder de remmende werking van de feiten kunnen ze dat beeld zo mooi maken als ze zelf willen. Zo kan de suggestie worden ingezet in de strijd om de macht.

‘Wie zich meester waant van zijn toekomst komt in de verleiding zich ook van zijn verleden meester te maken’

In de VS doet Donald Trump niet anders dan de werkelijkheid suggestief manipuleren. Zijn permanente liegen is wellicht een pathologische karakterzwakte, maar dan wel een die hij politiek benut. Hij maakt gebruik van het gegeven dat mensen dankzij hun verbeeldingskracht afstand kunnen nemen van de feitelijke realiteit en zich een andere inbeelden: een werkelijkheid zó aantrekkelijk om in te geloven dat die verleiding niet is te weerstaan.

In zijn positie heeft Trump de macht om de autoriteit van logica, feit en rede te ondermijnen, en dat doet hij ook. Zo doet hij het voorkomen dat een probleem als de opwarming van de aarde niet meer bestaat door het er simpelweg niet meer over te hebben: hij verbood het gebruik van de woorden ‘climate change’ in regeringsdocumenten. De werkelijkheid is voor Trump als een realityshow: naar eigen believen te smeden. Arendt schreef: ‘De leugen opent de deur naar een politiek die niet alleen feiten ontkent, maar van hun kracht probeert te ontdoen, om zo de schepping van een coherente, fictieve wereld mogelijk te maken.’

Zo is het: Trump voelt zich vrij om van een beeld dat hij zelf creëert de werkelijkheid te maken, als dat hem van pas komt. Zo stelde hij zijn eigen verkiezingswinst voor als een ‘landslide victory’, hoewel hij in werkelijkheid bijna drie miljoen stemmen minder had dan Clinton. En zo fantaseerde hij uit het niets een aanslag in Zweden en twitterde hij op een zaterdagochtend, achteloos en zonder enig bewijs dat hij ‘zojuist had ontdekt’ dat Obama, ‘die slechte, zieke man’ zijn telefoons had laten afluisteren.

Een valse versie van de werkelijkheid kan een eigen leven gaan leiden, zeker als zij zo aantrekkelijk is om in te geloven dat ze onweerstaanbaar wordt voor wie zich voelt aangesproken. Deze werkelijkheid, louter een creatie van de beeldvorming, wordt daarmee onvatbaar voor rationale kritiek. Trump maakt daarvan gebruik.

Arendt wist al: ‘Het ideale subject voor het totalitaire bewind is niet de overtuigde nazi of communist, maar mensen voor wie het onderscheid tussen feit en fictie niet langer bestaat.’ Waarom? Omdat zij geneigd zullen zijn de leugens van de leider voor waar aan te nemen. Hij kan zeggen wat hij wil, onverschillig of het waarheidsgetrouw is of niet, want dankzij de populariteit die hij bij zijn aanhang heeft, is die geneigd het voor waar aan te nemen. Ongeïnformeerde burgers zijn passieve burgers – en zo heeft de autocratische politicus ze het liefst. De aanval op de rationaliteit is dus het geheime wapen van de autocratische politicus. Door zijn permanente spelletje met de waarheid vervaagt het onderscheid tussen feit en fictie en verliest de werkelijkheid haar betekenis, historische context en objectiverende autoriteit.

De ontsporing in Amerika maakt duidelijk hoe urgent het is om ook in de Nederlandse politiek alert te zijn op praktijken waarin beeldvorming de overhand krijgt op waarheidstrouw. Een teken aan de wand is het toegenomen gewicht van pr-managers en mannetjesmakers in de partijen. Zij zijn de handige jongens die zich bekwamen in de kunst om mensen in het gewenste beeld te doen geloven, desnoods volgens deze stelregel van Jack de Vries, de toenmalige spindoctor van premier Jan-Peter Balkenende: de halve waarheid vertellen is niet hetzelfde als liegen. Tegelijkertijd verschuiven wetenschappelijke bureaus als de Wiardi Beckman Stichting (PVDA) en het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, ooit koersbepalers in hun partijen, steeds meer naar de marge. Zeker als zij kritisch zijn over de partijkoers worden zij door de leiders eerder geduld dan erkend als gezaghebbende stem. De politieke boodschap wordt, met andere woorden, vooral afgestemd op wat de potentiële kiezers willen horen, dus op de kans er zetels mee te winnen, meer dan op ideologische consistentie of de eigen maatschappijvisie.

De overtreffende trap van deze ontwikkeling is de ‘taalzwendel’, met een woord van de Arendt-kenners Remi Peeters en Dirk De Schutter: een bewust misleidend woord dat politici keer op keer herhalen om een nieuwe werkelijkheid te scheppen. ‘Islamisering’ is zo’n woord: het wekt de indruk dat een onderliggende minderheidsgodsdienst op het punt staat Nederland over te nemen. De bouw van een moskee is dan een nieuwe stap in de ‘islamisering’ van Nederland. In de politieke demagogie is het een gekende, doelbewuste methode de taal te verarmen om haar zo minder geschikt te maken voor gelaagde, genuanceerde, kritische redeneringen. Ze wordt plat, eendimensionaal én ze wordt agressief: een weerwoord is ongewenst. Dat is ook het effect van de taalzwendel met dat woord ‘islamisering’.

Hannah Arendt schreef haar essay ‘Liegen in de politiek’ nadat The Washington Post en The New York Times ‘The Pentagon Papers’ hadden gepubliceerd, de documenten waaruit bleek dat de Amerikaanse regering opzettelijk bedrog en misleiding aanwendde om de Vietnamoorlog te rechtvaardigen. De onthulling stemde haar hoopvol. Arendt: ‘Zolang de pers vrij is en niet corrupt, heeft ze een enorm belangrijke rol te vervullen en kan ze terecht de vierde macht worden genoemd.’ Noteer daarom deze woorden van VVD-fractieleider Klaas Dijkhoff over het aftreden van Zijlstra, uitgesproken in College Tour, want wellicht moet hij er later nog eens aan herinnerd worden: ‘Ik verlies liever een collega die me dierbaar is aan de vrije pers, dan dat we hier in Den Haag allemaal blijven zitten omdat we de macht over de pers hebben.’


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 8 (21 februari 2018).

Liegen in de politiek is met een andere tekst van Hannah Arendt opgenomen in het boek Het waagstuk van de politiek. Het verschijnt op 1 mei 2018 bij uitgeverij Klement.