Adri Duivesteijn, 27 augustus 1950 – 17 maart 2023

Het einde

Zijn verontwaardiging over de gescheiden werelden in Den Haag, die van ‘het zand’ en die van ‘het veen’, begeesterde het wethouderssocialisme van PvdA’er Adri Duivesteijn.

Duivesteijn 1980
In 1980 werd Duivesteijn wethouder in Den Haag
© Robert Scheers / Haags Gemeentearchief

Deze loftuiting aan zijn adres was Adri Duivesteijn goud waard: ‘Jij hebt de sociaal-democratische gedachte over het wonen nieuw leven ingeblazen.’ Willem Witteveen, zijn fractiegenoot in de Eerste Kamer, schreef hem dat in de zomer van 2014, nadat bij de PvdA-politicus de ziekte was gediagnosticeerd die hem nu fataal is geworden. Duivesteijn koesterde de troostbrief: luttele weken later kwam Witteveen met vrouw en dochter bij de aanslag op de MH17 om het leven.

Dat was niet de enige reden waarom Duivesteijns hart telkens een slag oversloeg als hij het compliment herlas: Witteveen was de achterkleinzoon van Floor Wibaut (1859-1936). Met zijn goede zorg voor de stad legde SDAP-politicus Wibaut begin twintigste eeuw in Amsterdam de basis voor het wethouderssocialisme – en als Duivesteijn zich met één sociaal-democratische traditie vereenzelvigde, dan was het wel met deze.

Wat hem aansprak in het wethouderssocialisme was het activisme: het was erop uit de macht te breken van speculanten, huisjesmelkers en andere poenscheppers die de stad als jachtterrein voor winst zagen. Ook het culturele idee achter het wethouderssocialisme trok hem aan – cultuur niet alleen in de esthetische zin van goede architectuur, maar ook in haar sociale betekenis van beschaving en ontplooiing. Een goede leefomgeving maakt betere mensen, was de overtuiging van Wibaut en zijn navolgers.

Duivesteijn groeide op in de Schilderswijk, in de Bakhuizenstraat. Kijk op YouTube naar de originele clip van Wasted Words van de Haagse popgroep The Motions, en je krijgt een indruk hoe dat deel van Den Haag er in zijn jeugd uitzag: verval, krotten. Duivesteijn ervoer het contrast met het welgestelde deel van de stad bijna dagelijks, als hij tram 11 nam naar de Statenlaan om zijn vader, een schoenmaker, een thermoskan koffie te brengen. Hij passeerde dan de geologisch bepaalde segregatielijn van Den Haag, die tussen het zand en het veen. Het zand, dat was het Den Haag van de Statenlaan, met herenhuizen langs lommerrijke lanen. Het veen, dat was het Den Haag van armoede, achterstand en afbraak, waar je woonde omdat je geen andere keuze had.

De verontwaardiging over die gescheiden werelden bracht hem eerst met zijn jeugdvriend Wim Blok, de zoon van een asman, in de Jongeren Aktiegroep Schilderswijk, die de onleefbaarheid en het speculantendom in de wijk aanklaagde. In 1980 veroverde hij het wethouderschap van stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening. Hij volgde Michiel Hardon op, een vriendelijke maar weinig doortastende partijgenoot, die onvoldoende opgewassen bleek tegen ambtenaren die eerder deze oplossing voor de Schilderswijk suggereerden: tegen de vlakte gooien en vervangen door Bijlmerachtige flats. ‘Een wijk met 45.000 inwoners zou zomaar van de kaart worden geveegd, zonder enig respect voor de gemeenschap die er leefde. Alles moest wijken voor de fictief betere wereld van de tekentafel’, zei Duivesteijn daarover.

Hij drukte de bouw van ‘zijn’ stadhuis door

Gevraagd naar zijn diepere motivatie keerde hij telkens weer terug naar zijn tramritje tussen het veen en het zand. De opdracht die hij zichzelf gaf als wethouder was in het Den Haag van het veen iets van de waardigheid van het andere deel van de Hofstad tot stand te brengen.

Hij vroeg zijn ambtenaren daarom de stadsvernieuwing niet louter als een eendimensionaal bouwproject te beschouwen, maar veeleer als een ‘culturele activiteit’: een veelzijdig programma dat het bestaan van mensen verbetert, maar dan zonder in de fout te vervallen die het opbouwwerk eerder had gemaakt. ‘Dat wilde van asocialen nette lieden maken, van Schilderswijkers betere mensen, zonder écht acht te slaan op de omstandigheden’, zei Duivesteijn daarover. ‘Men negeerde dat die mensen slecht woonden, met kakkerlakken en faraomieren in de slaapkamer, zonder groen, zonder speelgelegenheid voor de kinderen. Men was Wibauts les vergeten dat een goede stad betere mensen maakt.’

De metamorfose van de Vaillantlaan van een sombere verkeersgoot in een stadsallee met allure, naar een ontwerp van architect Jo Coenen, is een van de projecten die de Schilderswijkers trots moesten maken. Een ander project waardoor Duivesteijns naam zal beklijven is de bouw van het stadhuis in het Spuikwartier, naar een ontwerp van de Amerikaan Richard Meier, volgens diens Nederlandse collega Rem Koolhaas ‘probably one of the best buildings in Holland’.

Ook dat initiatief van Duivesteijn is terug te voeren op zijn verontwaardiging over de gescheiden werelden in zijn stad. Zo ongeveer alle theaters en musea, het Nederlands Congresgebouw en ook het stadhuis stonden in Den Haag niet in het stadscentrum, zoals in andere steden, maar daarbuiten, op het zand. Het Spuikwartier, het hart van de stad, was verworden tot een niemandsland, een doodse plek met verwaarloosde huizen. Duivesteijn drukte de bouw van ‘zijn’ stadhuis door, ook al moest hij er uiteindelijk na een conflict over de kosten om aftreden: dit gebouw zou het zaadje zijn waardoor het Spuikwartier zou opbloeien. Hij heeft gelijk gekregen. In het spoor van het stadhuis volgden het Theater aan het Spui, het Filmhuis, het Nederlands Danstheater, het Residentieorkest.

In de jaren zeventig vroeg een toerist in het stadscentrum eens aan een passant waar het stadscentrum was. Een van Duivesteijns ambtenaren drukte dat gevoel van ontheemding zo uit: ‘In Den Haag is het net alsof het centrum wel om de hoek zal zijn. En daar is het dan wéér niet.’ Dat Den Haag behoort tot het verleden, met dank aan Duivesteijn. Misschien is het een goed idee het Spui, de Vaillantlaan of de Statenlaan om te dopen in de Duivesteijnallee.

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 12 (22 maart 2023).