De verkiezingszege van Joe Biden en Kamala Harris is een opluchting van jewelste voor iedereen die het benauwd had onder Donald Trump. Nu wacht hun de grootste opgave waarvoor het verscheurde land staat: de bestrijding van de ongelijkheid.
Op de site van de NOS stond in de week van de Amerikaanse presidentsverkiezingen een foto van een stemlokaal in Atlanta: vrijwilligers die lange uren maakten om de stemmen te tellen – mondkapjes op, de mouwen opgerold, een hoge stapel stembiljetten voor zich op tafel. Dit waren dus de fraudeurs die met de Democraten samenspanden om Donald Trump zijn presidentschap afhandig te maken.
Althans: in de beeldvorming van Trump zelf. ‘Geheime telkamers, mysterieuze stemmen, illegale stemmen’, zo vatte hij in enkele trefwoorden het complot samen dat zich volgens hem in de Amerikaanse stembureaus voltrok. Op de dag van de verkiezingen, met nog tientallen miljoenen stemmen ongeteld, wist hij al genoeg: hij had gewonnen, verder tellen was niet meer nodig. Dat was ook zijn boodschap aan Joe LaMuraglia, wiens stembiljet was zoekgeraakt in de post. Hij reed met de auto heen en weer tussen Boston en Savannah (Georgia), waar hij als kiezer stond geregistreerd, om zijn stem te redden. Daar had hij die rit van zo’n 3500 mijl wel voor over.
De uitputtende reis die LaMuraglia voor zijn stem ondernam, de vrijwilligers die in de stembureaus hun vingers blauw telden: de geest van publieke betrokkenheid waarin zij handelden steekt nogal af tegen het paranoïde waanbeeld dat hun president schetste van hun inzet. Het is niet verwonderlijk dat een commentator van The New York Times deze zin de sleutelpassage in de overwinningsspeech van Joe Biden vond: ‘Laat de grimmige jaren van demonisering in Amerika hier en nu eindigen.’
In haar toespraak na haar verkiezing als vice-president zei Kamala Harris kortweg: ‘Een democratie is zo sterk als onze bereidwilligheid voor haar te strijden.’ Van die wil heeft Trump nooit iets laten blijken, integendeel. Ook in de weken voor en na de verkiezingsdag maakte hij de democratie verdacht. Hij beweerde bij voorbaat dat Biden alleen kon winnen als de Democraten hun toevlucht zouden nemen tot grootscheepse stemfraude, hij bestempelde het tellen van de stemmen na zijn voorbarige proclamatie van de overwinning als het ‘stelen’ van het presidentschap, hij hitste zijn aanhang op met de kreet ‘Stop the steal’. Van zijn eigen voorspelling van verkiezingsfraude maakte hij zo eigenhandig een selffulfilling prophecy.
Je kunt Trumps gestook een verschijnsel van doorgeschoten polarisatie noemen, en dat is het ook, maar een preciezere duiding is dat hij met zijn permanente kwaadsprekerij de Amerikaanse democratie in een legitimiteitscrisis heeft gestort. Al vanaf het moment dat hij zich in de politiek begaf heeft Trump lak aan de ongeschreven morele regels die tezamen de ‘publieke geest’ van de democratie vormen. Zonder die deugden is democratie niet meer dan een kale procedure voor het toedelen van de kiezersgunst; met die deugden krijgt zij de dimensie van een beschavingsvorm.
Bij een politicus veronderstelt die publieke geest in de eerste plaats het vertrouwen dat de tegenstander evenzeer als hijzelf het goede nastreeft, hoe groot de onderlinge meningsverschillen ook zijn. Trump ondergroef die vertrouwensbasis door hardop, zo bot mogelijk, het tegendeel van het goede te wensen voor iedereen die hem niet aanstond. In de tweede plaats behoort het tot zijn verantwoordelijkheden voor de publieke geest dat een politicus zich committeert aan waarheid en kennis. Trump holde de autoriteit van de waarheid juist uit. Hij loog er kwistig op los, maakte met zijn ‘alternatieve feiten’ eigen brouwsels van de werkelijkheid, trok de integriteit van de waardevrije wetenschap in twijfel en schold op hem onwelgevallige journalisten als ‘vijanden van het volk’.
De Amerikaanse droom komt eerder uit in Zweden of Denemarken dan in Amerika zelf
Tot de ongeschreven morele regels die de democratie schragen behoort in de derde plaats dat machthebbers de instituties eerbiedigen die tegenwicht aan hun macht bieden. Trump kon dat respect niet opbrengen, integendeel. De pers, de rechterlijke macht en het parlement moesten ‘ja’ knikken, en zolang ze zich niet conformeerden aan die ondergeschikte rol waren zij zijn vijand.
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 46 (11 november 2020).