In het CDA-drama liep de geprononceerde politicus Pieter Omtzigt zich stuk op de koele bestuurder Wopke Hoekstra. Opvallend: in de formatie drijft Hoekstra juist op emoties en heeft de ratio hem – en Mark Rutte – in de steek gelaten.
Je kunt in het CDA de christen-democratie maar beter niet al te serieus nemen. Pieter Omtzigt is niet de eerste CDA’er die in zijn politieke handelen en denken trouw wil zijn aan het CDA-motto ‘partij van de samenleving’ en het dáárdoor heeft moeten afleggen tegen apparatsjiks die zijn onbewimpelde optreden als zand in de machine ervoeren. Zij versleten zijn vasthoudendheid in de toeslagenaffaire, waarin hij opkwam voor mensen die door de overheid in de vernieling waren gejaagd, voor ‘lastig’, hinderlijk voor de ‘eenheid’ en tekenend voor zijn gebrekkige gevoel voor verhoudingen. In de ministerraad zei CDA-voorman Wopke Hoekstra dat hij zou proberen Omtzigt te ‘sensibiliseren’, om hem dat gevoel weer bij te brengen. Tevergeefs.
Het ‘lastige’ aan Omtzigt was dat hij het beeld verstoorde van het CDA als geoliede machine in het besturen van stad en land. Nadat de notitie uitlekte waarin Omtzigt een beerput in het CDA opende aan intriges rond zijn persoon, pesterijen en grove scheldpartijen, luidde Hoekstra’s eerste commentaar: ‘Vervelend en beschadigend.’ Het was duidelijk dat daar de bestuurder sprak die eerder doelde op een onwelkome verstoring van het formatieproces dan op het persoonlijke lot van zijn partijgenoot.
Het CDA laat zich – met recht – voorstaan op zijn verdiensten in het bestuur, maar altijd heerst in de partij een latente spanning tussen dat bestuurlijke karakter en het politieke. Het bestuurlijke vergt een ingehouden habitus: in het zoeken naar het compromis moet je schikken en plooien, de eigen standpunten matigen, de verschillen toedekken. Het politieke vereist juist profileringsdwang, het blootleggen van verschillen, de accentuering van het onderscheid.
In de tijd dat het CDA groot was kon de partij ontspannen blijven onder deze tegengestelde aanvechtingen. Zij zat relaxed op de canapé van de macht, in een beeldspraak van Hans van Mierlo, en wachtte rustig af welke partij nu weer eens bij haar zou aanschuiven, VVD of PVDA. Nu, na een reeks verkiezingsnederlagen die het CDA hebben gedecimeerd, zet de tegenstelling tussen het bestuurlijke en het politieke de partij evenwel onder hoogspanning, met het vertrek van Omtzigt en een dreigende bestaanscrisis als gevolg.
Vóór Omtzigt liepen andere CDA’ers of sympathisanten van de partij zich al stuk op de weerstand die zij opriepen nadat ze ernst hadden gemaakt met het idee van ‘partij van de samenleving’. Thijs Jansen, tot 2007 hoofdredacteur van Christen Democratische Verkenningen (CDV), kreeg het stempel ‘lastig’ nadat hij thema’s als beroepseer en een herverdeling van zorgtaken en werk binnen het gezin aan de orde had gesteld. Hij trok daarmee ook intellectuele belangstelling uit onvermoede kringen.
De feministe en rechtsgeleerde Dorien Pessers doorzag de valse beeldvorming in de linkse en liberale kritiek op Jansens ideeën over gezinspolitiek. Het valse beeld was dat hij een herstel van traditionele gezinsverhoudingen nastreefde. Pessers daarentegen herkende de idealen uit de tweede feministische golf in Jansens voorstellen voor korter werken en een herverdeling van zorgtaken tussen man en vrouw. Filosoof en socioloog Gabriël van den Brink, politiek links georiënteerd, was met Jansen de eindredacteur van de CDV-editie over ‘beroepszeer’: één lange aanklacht tegen de macht van managers op de werkvloer van publieke instellingen als scholen en ziekenhuizen.
Ontnuchterd kwamen Jansen, Pessers en Van den Brink er al snel achter dat zij zich vergisten in de ontvankelijkheid van het CDA voor hun ideeën, hoezeer ook geënt op een christen-democratische maatschappijbeschouwing. Met het CDA willen zij niets meer te maken hebben. Ook de toenmalige Kamerleden Kathleen Ferrier en Ad Koppejan kwamen als lastig en ‘dissident’ te boek te staan toen zij zich in 2010 in de fractie verzetten tegen het aangaan van een politiek verbond met Geert Wilders’ PVV. Op de keper beschouwd namen ook zij de christen-democratie al te serieus: als politieke beweging ooit voortgekomen uit de strijd om godsdienst- en gewetensvrijheid, ging het CDA nu in zee met een partij die lak heeft aan dat vrijheidsrecht.
‘De partij is geestelijk failliet’, zei oudgediende Henk Woldring destijds in De Groene Amsterdammer. ‘Als christen-democratische partij is zij opgehouden te bestaan.’ Woldring was oud-senator voor het CDA, hoogleraar aan de Vrije Universiteit en auteur van De christen-democratie, een standaardwerk over die ideologie. Uit ontzetting over de coalitie met de PVV zegde hij zijn lidmaatschap op, in 2018 sloot hij zich aan bij GroenLinks. Als voormalig lid van het partijbestuur wist Henk Woldring precies hoe het zijn opzeggingsbrief zou vergaan: ‘Er wordt netjes voor ontvangst getekend en tijdens de vergadering van het partijbestuur wordt er kort melding van gemaakt. Bij de ingekomen stukken. En daarna gaan ze weer over tot de orde van de dag.’
Waarom zou Rutte een coalitie willen waarin de frustraties van meet af aan zijn ingebouwd?
CDA’ers als Omtzigt, Ferrier en Koppejan werden aan de borreltafel in Nieuwspoort niet zelden gediskwalificeerd als al te emotioneel voor het ‘vak’ van politicus. De twee ‘dissidenten’ van 2010 hadden beter de realpolitik van hun geestverwant Piet Hein Donner kunnen omarmen, zo heet het. Donner zette Ferrier en Koppejan destijds zwaar onder druk hun verzet te staken, met het argument dat een coalitie met de populisten de effectiefste manier was om hun bestuurlijk onvermogen te tonen en hun macht te breken. Cynisme verpakt als realisme.
Tegen die achtergrond springen de emotionele reflexen van Hoekstra deze weken des te meer in het oog. In de kabinetsformatie heeft de ratio rechts in de steek gelaten: ook VVD-leider Mark Rutte handelt tegen zijn eigen belangen én die van een bestuurderspartij in, nu hij Hoekstra volgt in diens blokkade van een coalitie met PVDA en GroenLinks.
Uit het oogpunt van bestuurlijk evenwichtige politiek is een vijfpartijencoalitie van VVD en CDA met D66, PVDA en GroenLinks de meest verstandige: zij zou het best zijn uitgebalanceerd. In de eerste plaats zou die coalitie getalsmatig in evenwicht zijn: de drie min of meer linksgeoriënteerde partijen hebben samen 41 zetels in de Tweede Kamer, VVD en CDA 49. Alleen daarom al is het verbazingwekkend dat VVD en CDA persisteren in hun dreigende beeld dat zij zouden worden opgeslokt in een ‘linkse wolk’ als PVDA en GroenLinks beide tot het kabinet zouden toetreden. Rutte en Hoekstra houden vol: PVDA en GroenLinks moeten elkaar loslaten, regeringssamenwerking is alleen met een van beide bespreekbaar.
Vooral Rutte handelt met dat standpunt ook tegen zijn eigen belang in. Hem is er veel aan gelegen zijn faam van evenwichtskunstenaar hoog te houden, dus waarom zou hij een coalitie willen waarin de frustraties van meet af aan zijn ingebouwd? Wrokkige ministers van PVDA of GroenLinks in zijn kabinet, dwarsliggers die telkens hun eisen opschroeven: dat zal onherroepelijk het gevolg zijn van een afgedwongen breuk in het gelegenheidsverbond waarmee PVDA en GroenLinks de formatiebesprekingen zijn ingegaan. Op een coöperatieve gezindheid van de bewindslieden van D66, een van de winnaars van de verkiezingen, hoeft Rutte ook niet echt te rekenen als hij de favoriete vijfpartijencoalitie van D66-leider Sigrid Kaag eerst heeft getorpedeerd.
Het is nogal drammerig, die blokkade van Rutte en Hoekstra, en ook opportunistisch: zij denken als vanzelfsprekend te kunnen eisen dat PVDAen GroenLinks hun verbond opbreken, maar zouden vreemd opkijken als links hetzelfde van VVD en CDA verlangt. Daarbij komt: elke dag dat de formatie langer duurt als gevolg van de blokkade die het opwerpt, hoe meer rechts het wantrouwen bij links voedt, hoe meer dat daarom gedetailleerde afspraken op papier zal willen vastleggen, hoe dikker het regeerakkoord wordt. Een bekend patroon, waarvan alle partijen nu juist zeggen dat zij dat willen doorbreken.
De conclusie ligt voor de hand: achter de keuzes die VVD en CDA tot nu toe maken in de formatie gaan eerder emoties dan rationele overwegingen schuil. Ze durven gewoon niet, uit electoraal gemotiveerde angst voor gestook van De Telegraaf, voor het ‘verraad’ waarvan Wilders ze zal beschuldigen, voor hommeles in eigen kring over regeringssamenwerking met de ‘milieudrammers’ van GroenLinks.
In de ogen van Hoekstra is JA21, een afsplitsing van het FvD van Thierry Baudet, een mogelijk alternatief voor PVDA of GroenLinks. Daarmee legitimeert hij die partij als fatsoenlijk, alsof het feit dat zij niet meer inwoont bij Baudet JA21 direct uit de rechts-radicale hoek zou hebben getrokken. Scherper geformuleerd: liever dan met PVDA en GroenLinks wil Hoekstra vooralsnog in bespreking met de partij waarvan een van de oprichters verdronken vluchtelingen ooit ‘dobbernegers’ noemde en ook eens twitterde: ‘Nu even wat Mein Kampfen kopen. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met de kerstcadeaus. Sti-hille nacht, siegheilige nacht.’
In de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt liet de christen-democratische CDUzien dat een standvastig volgehouden middenkoers loont, in combinatie met een pertinent ‘nee’ tegen extreme partijen. In plaats van de voorspelde nek-aan-nekrace met het AfD leverden de deelstaatverkiezingen daar een afgetekende overwinning voor de CDU op, met bijna twee keer zoveel stemmen als de rechts-radicale concurrent. ‘Het is duidelijk waarop het nu aankomt’, zei de winnende deelstaatpremier Reiner Haseloff bij het ZDF. ‘Het gaat om onze toekomst en die vergt een duidelijke afbakening richting rechts. Daarom moet het politieke midden worden versterkt.’
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 24 (16 juni 2021).