Populistische politici willen het democratisch weefsel vernietigen. Laat ze niet onbelemmerd tot de centra van de macht doordringen, betoogt Marcel ten Hooven.
Als initiatiefnemer van het referendum over de Brexit in 2016 is toenmalig premier David Cameron politiek de hoofdverantwoordelijke voor de rampzalige gok met de toekomst van het Verenigd Koninkrijk. Maar degene die de uitslag van het referendum het beslissende zetje gaf richting Leave, is Dominic Cummings, de man die de leus ‘Take back control’ bedacht, een slogan die zo verleidelijk is omdat hij appelleert aan het onbehagen dat in deze tijd bij veel mensen knaagt: het gevoel dat zij steeds minder grip hebben op hun eigen bestaan.
De Brexitpropagandist behoort nu tot de inner circle op Downing Street 10, en het zou heel goed kunnen dat hij Boris Johnson de martiale woorden in de mond heeft gelegd waarmee de premier zijn tegenstanders diskwalificeert, alsof hij een oorlog met ze heeft uit te vechten. Zij ‘collaboreren’ met Brussel, zei hij, en de wet waarmee zij een No Deal-Brexit blokkeerden is een ‘Surrender Bill’.
De Britten mogen donderdag 12 december naar de stembus voor de Lagerhuisverkiezingen. Johnson belooft zijn kiezers daadkracht: ‘Get Brexit done’, is zijn campagnemotto. Maar de inzet van de stembusstrijd reikt verder dan de vraag wanneer het land de banden met de Europese Unie zal verbreken. Wint Johnson, dan drukt hij een stempel op de Tories dat een schandvlek is voor een partij die zich conservatief noemt: revolutionair en antiparlementair. En het ligt in de rede dat geestverwanten op het continent, zoals in Nederland Forum Voor Democratie en PVV, in een zege van Johnson een stimulans zullen zien hun koers aan te scherpen. In dat geval wordt het de hoogste tijd de democratie te beschermen tegen de kaalslag die zij erop willen plegen, desnoods met een cordon sanitaire.
Van meet af aan liet Johnsons fluisteraar, Cummings, geen misverstand bestaan over zijn bedoeling met de Brexit. Al een jaar vóór het referendum citeerde hij in een blog Otto von Bismarck: „Als revolutie onontkoombaar is, dan kun je hem beter ondernemen dan ondergaan.” Zo ziet Cummings de Brexit dus: als een revolutie, een plotselinge, drastische breuk in de loop van de geschiedenis, met het doel de bestaande orde door een nieuwe te vervangen.
Maatschappelijke hoogspanning
Wat is het kenmerk van revolutie? In de eerste plaats dat zij de instituties die tot dan toe die bestaande orde schraagden, onklaar wil maken. Daarom is ‘revolutionairen’ een passende typering voor populistische politici. Hun gemeenschappelijke kenmerk is dat zij zich keren tegen de instituties die de wereldorde na de oorlog een zekere stabiliteit gaven, waaronder de Europese Unie, maar ook mensenrechten- en handelsverdragen, internationale rechterlijke instanties, de NAVO, de Verenigde Naties.
Een tweede kenmerk van revolutionairen is dat zij geen heil meer zien in het gesprek met hun tegenstanders: het is nu tijd om te handelen. Get Brexit done! De daad neemt de plaats in van het woord – en doordat revolutionaire aanvechtingen vooral opkomen in tijden van maatschappelijke hoogspanning ligt het risico dat die daad ontspoort in geweld op de loer.
Ook in het Brexitdrama zie je dat een revolutionaire geest die opspeelt de dreiging van geweld in zich draagt. Dat blijkt uit de Future of England Survey, een periodiek onderzoek van de universiteiten van Cardiff en Edinburgh naar de stemming onder de Britten. Hoewel ook zij de moord op Labour-politica Jo Cox niet zullen zijn vergeten, vinden zowel voor- als tegenstanders van de Brexit in meerderheid enige mate van geweld tegen Lagerhuisleden een ‘price worth paying’ als zij daarmee hun zin kunnen krijgen.
Een derde kenmerk van revolutionairen is hun claim namens de meerderheid van het volk te spreken. In die pretentie herken je het leerstuk van de volonté générale, de ‘algemene wil’, het kernbegrip in de filosofie van Jean-Jacques Rousseau, waarmee de Franse revolutionairen in de Terreur van 1793 hun geweld tegen andersdenkenden rechtvaardigden. In Rousseaus redenering is de algemene wil dat wat de meerderheid wil. Volgens hem kan dat per definitie niet anders dan in ieders belang zijn, óók in dat van hen die het er niet mee eens zijn. Zij hebben zich domweg vergist in wat de algemene wil is en daarom dienen zij zich eraan te conformeren.
Afwijkende denkbeelden
Op de keper beschouwd volgt Johnson dezelfde redeneertrant als hij zegt dat het Britse parlement de volkswil negeert door hem niet te volgen op zijn weg richting de Brexit. Wilders heeft een vergelijkbare methode om de wil van het volk voor zich op te eisen, door telkens weer een beroep te doen op de ‘miljoenen Nederlanders’ die hem zouden steunen.
Populistische politici scoren hoog bij alle drie de kenmerken van de revolutionaire geest. Ze zijn uit op de destructie van de multilaterale orde die de naoorlogse wereld een zekere mate van voorspelbaarheid en evenwicht bood. Alleen al om deze reden is het een gotspe dat Thierry Baudet zich een conservatief noemt: dat is hij allesbehalve. Populistische politici zien – ten tweede – niet echt de zin in van een debat met hun tegenstanders: overtuigd van hun eigen gelijk kunnen ze weinig tot geen geduld opbrengen met denkbeelden die afwijken van de eigen zienswijze. Het gaat hen meer om overbluffen dan om overtuigen, om poneren dan om argumenteren.
Ook het derde kenmerk van de revolutionaire denkwijze – de aanspraak namens de meerderheid van het volk te spreken – is op populisten van toepassing. Hun grote bedrog is hun pretentie dat ze zeggen wat ‘het volk’ wil. Waaróm is dat bedrog? Omdat de ‘volkswil’ altijd een constructie zal zijn, waarin de impliciete boodschap is ingebouwd dat als de leider zijn zin niet krijgt, het volk zijn zin evenmin krijgt en dat het parlement en rechters dus ‘nep’ zijn.
Het populisme baseert het politieke handelen op een etnische zienswijze op de natie: alleen degenen die een geschiedenis en een cultuur delen zouden daartoe behoren. In de ogen van Baudet behoren degenen die buiten deze eenheid van taal, geloof en tradities vallen dan ook tot ‘een subgroep’ die niet meer dan ‘subrechten’ toekomt. „De democratie is de strijd om de vraag van wie dit land is, van welke cultuur dit land is”, zei hij in een vinnige woordenwisseling met met Denk-Kamerlid Selçuk Öztürk. Die etnische benadering maakt van het volk een gesloten begrip, hoewel de democratie juist een open begrip veronderstelt. Etnos staat daarmee tegenover demos, oftewel de politieke gemeenschap, waarvan ook mensen met een geheel andere etniciteit deel kunnen uitmaken.
Door de pluriformiteit die het volk in werkelijkheid kenmerkt, is het democratische proces als vanzelf traag. Het zit vol met lastige tegenstellingen en moet uiteenlopende belangen tegen elkaar afwegen. In de populistische retoriek wordt die inherente traagheid van de democratie als een hinderlijke zwakte aangemerkt, als nodeloos moeilijk doen. Dat maakt het populisme een pathologische afwijking van de democratie. Het ziektebeeld is in dit geval het nietsontziende ongeduld van de revolutionaire geest, want in werkelijkheid is dat wat het populisme wraakt als nodeloos moeilijk doen, de kernwaarde van de democratie en de rechtsstaat.
Destructieve bedoelingen
Beide, democratie en recht, zijn domeinen van het woord. Ze hebben weliswaar alle twee een daad als slotstuk – een parlementair besluit of een rechterlijke uitspraak – maar de essentie zit ‘m in de voorafgaande fase, waarin het debat of de beraadslaging plaatsvindt. In het parlementaire debat dient het woord om de ander te overreden of te overtuigen, in de juridische beraadslaging om in naam van de waarheidsvinding zo objectief mogelijk af te wegen. Beide instituties, democratie en rechtsstaat, zijn daarmee essentieel om de vrede in een bont geschakeerde maatschappij te bewaken.
In Coventry, haar laatste essaybundel, schrijft Rachel Cusk dat de morele en sociale basis van ons bestaan berust op het principe dat mensen altijd kunnen kiezen welke woorden ze gebruiken. De keuze die Baudet maakt is niet alleen dat hij in zijn toespraken allerlei geurvlaggetjes voor extreemrechts neerpoot, zoals dat woord ‘boreaal’, maar ook dat hij ‘subgroepen’ en tegenmachten verdacht maakt. In zijn overwinningsrede bij de Provinciale Statenverkiezingen verweet hij universiteiten, journalisten en ‘de mensen die onze kunstsubsidies ontvangen’ ondermijnende activiteiten – en kreeg daarvoor een luid ‘Yeah!’ uit het publiek. Rechters die wettelijke grenzen bewaken, wetenschappers die onwelkome feiten vaststellen, journalisten die ongewenste onthullingen doen en kunstenaars die controversiële boeken schrijven of opruiende voorstellingen maken: populistische leiders vinden hen vooral lastig omdat zij de volkswil in de weg zouden staan.
Consequent democratisch en rechtsstatelijk geredeneerd hebben revolutionaire bewegingen als het populisme alle recht hun politieke doel na te streven. Partijverboden, kiesdrempels: het zijn kunstgrepen die de weerbaarheid van de democratie eerder ondermijnen dan versterken. Een andere vraag is of revolutionairen onbelemmerd tot de centra van de macht moeten kunnen doordringen. Hun destructieve bedoelingen met het democratische weefsel zijn een goed argument voor een cordon sanitaire. Kijk naar de oorlogsretoriek van Johnson, het destructieve presidentschap van Donald Trump, of naar de ondermijnde rechtsstaat in Brazilië, Hongarije of Polen, en je krijgt een idee van een bewind dat de rechtsorde door een machtsorde wil vervangen. Partijen die zo’n bewind nastreven kun je beter buiten de regering te houden.
Verschenen in NRC (6 december 2019).