Lastig, die realiteit

Een jaar PVV was een jaar van stilstand

De maatschappelijke realiteit paste niet in het straatje van het kabinet-Schoof, vandaar al die rammelende wetten. Als enige heeft de VVD kans op terugkeer in de regering, mits de liberalen hun realiteitszin hervinden.

wandelgangen
Dilan Yeşilgöz (VVD) en Geert Wilders (PVV) in de wandelgang tijdens een schorsing van het debat in de Tweede Kamer over de val van het kabinet, Den Haag, 4 juni.
© Remko de Waal / ANP

Hoe komt het nu werkelijk dat het kabinet-Schoof een jaar van stilstand en achteruitgang opleverde? Naast evidente oorzaken als gebrek aan cohesie in de regeringscoalitie, stuntelende bewindslieden, beleid dat louter uit luchtfietsen bestaat, is een verklaring voor de wanprestatie van het kabinet te vinden in een debat over de regeringsverklaring, en dan niet die van Schoof zelf maar die van het kabinet-Rutte I (2010-2012).

De rechts-radicale populisten van de PVV droegen toen voor het eerst regeringsverantwoordelijkheid, zij het in een geforceerde gedoogconstructie met Geert Wilders. Hij schiep zichtbaar genoegen in de minachting die hij voor tegenstanders als Femke Halsema (GroenLinks), Alexander Pechtold (D66) en Job Cohen (PvdA) tentoonspreidde. ‘De Haagse regentenkliek en de linkse grachtengordelelite staan huilie huilie te doen op de gang’, zei hij. ‘Moet je ze horen piepen! Meisje Halsema met haar natte oogjes, haar kroeldoek verbeten in haar mond, smijt met poppen. De heer Pechtold staat met een pruillipje bij de interruptiemicrofoon.’

Het patroon in het optreden van Wilders is dat hij politieke tegenstanders die anders tegen de wereld aankijken diskwalificeert als gelijkwaardige medespelers in het democratische proces. Zelfs in een coalitie, bleek in de weken voorafgaand aan de val van het kabinet-Schoof, krijgt hij op een zeker moment schoon genoeg van andersdenkenden, die hij als een sta-in-de-weg ziet. Met dat soort ongeduld en afkeer van compromissen loop je algauw vast in een coalitiebestel als het Nederlandse. Dat bleek uit het gestoethaspel van de PVV-bewindslieden en die van de geestverwante BBB, Marjolein Faber voorop: als uitvoerder van Wilders’ orders slaagde zij er niet in om ook maar één wet door het parlement te loodsen.

Uit de handelwijze van Wilders op de ochtend van de kabinetscrisis bleek opnieuw zijn vijandigheid tegen democratische mores. Hij eiste de handtekening van de coalitiepartners onder zijn ‘tienpuntenplan’ om in Nederland een schrikbewind tegen asielzoekers in te voeren, zonder het wetgevingsproces de kans te geven. De Raad van State had niet kunnen oordelen over de rechtsstatelijke merites, deskundige adviseurs niet over de uitvoerbaarheid, maatschappelijke organisaties niet over de humanitaire aspecten. Ook de volksvertegenwoordiging zou er voor spek en bonen bij staan. Vooraf ongeclausuleerde, bindende steun eisen zonder tegenspraak te dulden: dat is de methode van een autoritair bewind zoals dat van Wilders’ idolen Donald Trump en Viktor Orbán. Productief, in de betekenis van succesvol beleid maken, is zo’n blufferige handelwijze niet in het Nederlandse bestel, waarin de tegenmachten niet een-twee-drie gevloerd zijn. Wat evenmin helpt bij het maken van deugdelijke wetten is de emotionele afkeer bij de populisten van ‘de elite’, waardoor zij een instinctieve aversie hebben tegen de expertise en kennis die bij de deskundigen op de ministeries en in de wereld van de wetenschap, de kunsten en de journalistiek zijn te vinden.

Het debat over de regeringsverklaring van Rutte I was ook onthullend voor de verknipte kijk die populisten hebben op de wet. Wilders kreeg in de formatie van dat kabinet een wet toegezegd die het recht op een dagelijkse douche voor ouderen in verzorgingstehuizen regelde. ‘De ouderen krijgen eindelijk wat zij verdienen’, zei hij. ‘Nederland wordt daarmee een fatsoenlijker land. Wij van de PVV zijn daar beretrots op.’

Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving bij wet is groot bij de populisten, blijkt uit dit voorbeeld: je legt het gebod mensen in de verzorgingstehuizen dagelijks te douchen wettelijk vast, en het is geregeld. De maatschappelijke werkelijkheid zal hun worst wezen, zeker als die realiteit niet in hun straatje van pas komt. Het laat zich raden wat er van de verpleeghuiszorg voor ouderen terecht zou komen, laat staan van een dagelijkse douche, als iedereen die volgens Wilders’ etnische definitie geen ‘Nederlander’ is niet in dit land zou werken, vanwege een verbod op een hoofddoekje, een weigering aan de grens of een uitzetting naar Syrië.

Het onnozele idee dat de werkelijkheid als vanzelf gehoorzaamt aan de wet tekent het gebrek aan realiteitszin bij de populisten. Bij zijn poging het staatsnoodrecht tegen asielzoekers in te zetten ondervond het kabinet-Schoof al gauw dat het lastig wetten maken is als de werkelijkheid zich niet houdt aan wat het kabinet van haar wenst. Zo bleek de werkelijkheid die mensen volgens Schoof ‘ervaren’ in dit geval een schijnwerkelijkheid: met geen mogelijkheid rechtvaardigden de aantallen asielzoekers die naar Nederland kwamen het uitroepen van de noodtoestand.

Voor de PVV, noch voor coalitiepartners VVD, BBB en NSC was dat aanleiding om nu maar eens te stoppen met dat retorische verdichtsel van een ‘asielcrisis’. De politiek gewenste werkelijkheid – het doembeeld van een land dat wordt overspoeld door asielzoekers – mocht niet wijken voor de reële, hoe indringend immigratiedeskundigen als Hein de Haas en de Adviesraad Migratie ook beklemtonen dat met bestuurlijke nuchterheid, inventiviteit en een goed georganiseerde asielketen de komst van vluchtelingen naar Nederland een behapbare aangelegenheid is. De spreidingswet is een voorbeeld van zo’n realistische aanpak, en waarschijnlijk dáárom een steen des aanstoots voor partijen die garen hopen te spinnen bij het vijandbeeld van vluchtelingen die het op Nederland hebben voorzien.

Wilders liert zijn asielhysterie juist verder op naarmate schijn en werkelijkheid verder van elkaar verwijderd raken. De werkelijkheid is dat zich in de eerste vier maanden van dit jaar de helft minder asielzoekers in Nederland meldden (zesduizend) dan in het eerste kwartaal van vorig jaar, voornamelijk als gevolg van de val van het bloedbewind van Bashar al-Assad in Syrië. De schijn die Wilders ophoudt is dat Nederland op zijn ‘ondergang’ afstevent, zegt hij letterlijk, met iedere asielzoeker die het land nog binnenkomt.

Ook na de breuk in de coalitie laten VVD, BBB en NSc dit fantasma onweersproken. In het debat over de val van het kabinet zeiden zij dat ze zich inhoudelijk in grote lijnen in Wilders’ tienpuntenplan konden vinden, ook al weigerden ze in te gaan op zijn eis om het ongeclausuleerd te tekenen. ‘Wij zijn voor alles wat kan om de asielinstroom te beperken’, zei VVD-fractieleider Dilan Yeşilgöz over haar ‘commitment’ aan Wilders’ voorstellen, waaronder de weigering van iedere asielzoeker die zich nu nog meldt, de stopzetting van gezinshereniging, de sluiting van asielzoekerscentra, de uitzetting van Syrische vluchtelingen, de intrekking van de spreidingswet.

Onwil van het kabinet-Schoof om de realiteit onder ogen te zien, met krakkemikkig beleid als gevolg, bleek ook in de grote milieukwesties. Het is geen gewaagde stelling dat de lamlendigheid in de beteugeling van de klimaatcrisis voortkomt uit politieke tegenzin om de werkelijke bedreiging onder ogen te zien die de opwarming van het klimaat voor het menselijk bestaan inhoudt.

Lees verder in de Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 25 (16 juni 2025).