Hoe ziet Nederland er over honderd jaar uit als we de natuur voortaan als leidend principe hanteren, in plaats van als obstakel voor landbouw, industrie en wonen? De Universiteit van Wageningen maakte een schets. Met veel groen en blauw.
Als het blad met de best ontwikkelde voelsprieten voor wat de lezers behaagt jouw project eruit pikt voor een artikel op zijn site, dan weet je dat je goed zit. Dat je met iets bezig bent wat aanspreekt, vrolijk stemt. Dus de makers van de kaart van Nederland in 2120, medewerkers van de Universiteit van Wageningen, waren blij verrast toen de Linda hun initiatief in de publiciteit bracht: hun beeld van onze leefomgeving over honderd jaar was kennelijk een schot in de roos. Het goede nieuws dat zij brengen is dat het gevecht tegen de klimaatcrisis geen hopeloze strijd hoeft te zijn, mits de natuur als bondgenoot wordt onthaald en niet behandeld als een wispelturige vijand die moet worden bedwongen.
In het nieuwe verhaal voor Nederland dat de wetenschappers uit Wageningen vertellen is de hoofdrol bij de inrichting van het land weggelegd voor de natuur en natuurlijke processen: de waterhuishouding, het bodemtype, hoogteverschillen. Met deze benadering blijkt Nederland nog over een rijk arsenaal aan mogelijkheden te beschikken om de gevolgen van de opwarming van het klimaat op te vangen.
Bij de inrichting van het land gedraagt Nederland zich nu nog als een ingenieur van de oude stempel: met technische maatregelen moet de natuur in toom worden gehouden, om zoveel mogelijk van de schaarse grond geschikt te maken voor nuttige functies als landbouw, industrie, wonen. Om bij deze metafoor te blijven: de ene keer is het een landbouwkundig ingenieur die het land aanpast ten behoeve van de intensieve veeteelt en akkerbouw, de volgende keer een waterstaatkundig ingenieur die met bouwwerken van basalt, staal en beton de rivieren en de zee beteugelt.
Het Wageningse alternatief is om het land zo in te richten dat het ‘meebeweegt’ met de natuurlijke processen van bodem, water en kust: dynamische systemen die zichzelf reguleren. Het resultaat is een kaart van een toekomstig Nederland waarnaar je reisverlangen meteen zou opbloeien als het nu al zou bestaan, met meanderende rivieren, binnenmeren en moerassige gebieden, voedselbossen, kloeke duinen, steden die groen zijn dooraderd.
‘Onze slogan is: geen doembeeld, maar een groen beeld’, zegt landschapsarchitect Michaël van Buuren, een van de gangmakers van het project. ‘Wat Greta Thunberg doet is natuurlijk fantastisch, maar ze roept ook weerstand op: haar verhaal is wel heel erg alarmistisch. Om mensen in beweging te krijgen, te voorkomen dat ze de klimaatcrisis zelfs afdoen als een hoax, moet je ook een positief verhaal kunnen vertellen.’ Projectleider Tim van Hattum: ‘Wat we op onze kaart visualiseren is: yes, we can! Dat is volgens mij een overtuigende manier om de mensen tegen te spreken die zeggen dat klimaatbeleid alleen maar geld kost en niks oplevert.’
Het land kleurt op de kaart opvallend groen en blauw: meer bossen en water. In het Nederland van 2120 heeft het water veel meer ruimte nodig, waardoor de IJssel en de Maas dubbel zo breed zullen zijn. Van een oneindig laagland daarentegen zal minder te zien zijn: het landschap zal veel meer variatie kennen dan nu. Een flink deel van de landbouwgronden zal hebben plaatsgemaakt voor bossen, groene buffergebieden langs de rivieren, moerassige veengebieden en nieuwe steden. Al met al zal het areaal aan natuur veel groter zijn dan nu, niet alleen omdat het landschap dan visueel aantrekkelijker is, maar ook uit pure noodzaak: het behoud van biodiversiteit en de bestrijding van de klimaatcrisis. In hun veel bredere bedding voeren de rivieren hoogwaterpieken af, de brede duinenrij biedt bescherming tegen de stijging van de zeespiegel, bossen en natte natuurgebieden vangen CO2 op.
Dat is het optimistische verhaal dat met de kaart van Nederland in 2120 wordt verteld. Dat vonden ze niet alleen bij de Linda leuk om te brengen, ook de kranten en omroepen doken er meteen op toen de initiatiefnemers in de eerste week van 2020 hun project in de openbaarheid brachten. Het is een interdisciplinair project: tot de meewerkende experts behoren landschapsarchitecten, klimaatdeskundigen, economen, landbouwingenieurs, hydrologen, ecologen, biologen. Ze hebben zich bij voorbaat gewapend tegen het verwijt van luchtfietserij of ideëel gedroom, door bij het ontwerpen van de kaart niet vooruit te lopen op techniek die in de toekomst wellicht wordt ontwikkeld, maar gebruik te maken van kennis en kunde die nu al beschikbaar zijn.
Wat de kaart des te aansprekender maakt, heeft het Wageningse team ervaren, is dat hij laat zien dat we wel degelijk grip op onze toekomst kunnen hebben, ook als het gaat om zo’n groot en gecompliceerd probleem als de klimaatcrisis. Daarmee appelleren de wetenschappers aan het tanende vooruitgangsgeloof in deze tijd: het gevoel dat de toekomst onzeker is en eerder achteruitgang dan progressie zal brengen, en dat je daar zelf ook weinig tegen kunt uitrichten. Het is geen speculatie dat dat gevoel al vóór het uitbreken van de coronapandemie bij veel mensen heerste.
‘Uit de vele reacties op onze kaart uit allerlei gremia in de samenleving maak ik op dat mensen een sterke behoefte hebben aan een wenkend toekomstperspectief: waar willen we nu eigenlijk met z’n allen heen?’ zegt Van Buuren. ‘Onze pragmatisch ingestelde politiek is goed in het oplossen van allerlei losse problemen, groot en klein, maar minder goed in het schetsen van het langetermijnperspectief. Welke kant gaan we eigenlijk op met al die afzonderlijke maatregelen voor afzonderlijke vraagstukken? Wat ontbreekt is een toekomstbeeld waarop we die oplossingen kunnen afstemmen en dat tegenwicht kan bieden aan dat gevoel van machteloosheid onder de mensen.’
‘Wetenschap en techniek bieden niet altijd bescherming: soms is de natuur de baas. Ze kan in no time ons bestaan ontwrichten, zoals nu’
Van Buuren vergelijkt het met het leggen van een puzzel: ‘Dat gaat ook stukje bij beetje. Je begint met de rand, langzamerhand bouw je een beeld op en op het eind heb je een geheel bij elkaar gepuzzeld. Het probleem is dat we nu met z’n allen verschillende puzzels aan het maken zijn. De stukjes passen niet in elkaar, en dat gaan ze ook nooit doen. Je kunt dan met een hamer proberen die stukjes alsnog in elkaar te passen, maar het lijkt mij wijzer en effectiever dat je eerst probeert je een beeld te vormen van het gewenste eindresultaat, voordat je aan de slag gaat . Waarop wij hebben gepuzzeld is hoe je de onderliggende ecosystemen van water, land en zee het best kunt laten functioneren als behoud van biodiversiteit en de bestrijding van de klimaatcrisis je doelen zijn.’
Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 17-18 (22 april 2020).