‘Dit is landbouw met bomen’

Het bos in de uitverkoop

Kaalkap, platgereden bosgrond: tien jaar nadat Henk Bleker besloot dat Staatsbosbeheer zijn bossen moest exploiteren als bron van hout en vermaak zijn op de Utrechtse Heuvelrug de gevolgen te zien.

Utrechtse Heuvelrug
Foto: Mischa Keijser

‘Kijk, daar heb je er weer een!’ zegt Annelies Henstra met hoorbare ergernis. We zijn in het bos op de Amerongse Berg en Henstra wijst op een gezichtje dat met enkele oranjerode streken op een boom is geschilderd. Hier is iemand creatief met verf geweest. Ook al is het wellicht onschuldig ge-fröbel van een houtvester, zij kan het niet anders opvatten dan als subtiele pesterij van Staatsbosbeheer jegens haar en anderen die verontwaardigd zijn over de kaalkap hier.

De stam met het gezichtje is omringd door bomen die zijn ‘geblest’: gemarkeerd met een grote stip in dezelfde kleur verf, om aan te geven dat ze kunnen worden neergehaald. Op deze plek zal na de houtoogst van 2020 een gat in het bos zijn geslagen. Het gezichtje lijkt leedvermaak uit te drukken, alsof het wil zeggen: dat kappen gaat gewoon door, hoeveel verdriet jullie ook om de kaalslag hebben.

De juriste Annelies Henstra, oud-projectleider bij natuurbeschermingsorganisatie IUCN NL, woont met haar man, een houtbewerker en boomdeskundige, in het bos bij Amerongen. In haar directe leefomgeving is zij ooggetuige geweest van wat Staatsbosbeheer in het bos aanricht sinds het kabinet-Rutte I in 2011 besloot dat de overheidsdienst meer dan vroeger op de commerciële toer moest. ‘Het bos lijkt wel in de uitverkoop’, vat Henstra de gevolgen samen.

De verantwoordelijke staatssecretaris, CDA’er Henk Bleker, legde ingrijpende bezuinigingen aan Staatsbosbeheer op, schrapte budgetten voor de aankoop van natuurgronden en natuurbeheer en droeg de dienst op voortaan ‘meer geld uit de markt’ te halen. Met andere woorden: de bossen intensiever te exploiteren als bron van hout en vermaak. De Groene Amsterdammer schreef in 2014 over de gevolgen in het Kuinderbos. Staatsbosbeheer organiseerde daar van alles, van kleinschalige activiteiten als de verkoop van Finse fakkels, kachelhout en kerstbomen, overnachten op een vlot in de vijver of een liefdeswandeling op Valentijnsdag, tot een wedstrijdje wie met een Land Rover het verst komt in de modder, op bospaden die toch al waren beschadigd door de houtoogst. De opbrengst ging naar het herstel van die paden.

Er zat een niet mis te verstane symboliek in een ander besluit van Rutte I: het natuurbeleid zou voortaan een verantwoordelijkheid zijn van het ministerie van Economische Zaken. Dat kabinet rustte op een politiek verbond van VVD en CDA met de PVV, de groepering rond Geert Wilders, en deed elk beleid in de sfeer van natuur of milieu smalend af als een afwijking van ‘milieugekkies’. Volgens Arjen Buijs, onderzoeker aan de universiteit van Wageningen, was het natuurbeleid tot dan toe redelijk gevrijwaard gebleven van populistische aandriften, mede dankzij de publiekrechtelijke bescherming die de Europese regelgeving bood. Met het aantreden van Bleker, eerder als CDA-voorzitter een van de wegbereiders van de coalitie met Wilders, veranderde dat op slag.

‘Populistische frames en oneliners deden hun intrede in het debat, niet in het minst gevoed door de staatssecretaris zelf’, zegt Buijs, die met enkele collega’s in het wetenschappelijke tijdschrift Land Use Policy een uitvoerige analyse van Blekers beleidsmatige erfenis schreef.

Sharon Dijksma (PvdA), in Rutte II de opvolgster van Bleker, schrapte weliswaar een deel van diens bezuinigingen, maar de principiële beslissing dat Staatsbosbeheer meer dan voorheen zijn eigen geld moest verdienen bleef overeind. In een convenant legde zij in 2014 vast dat Staatsbosbeheer als ‘maatschappelijke onderneming’ moest streven naar ‘het vergroten van inkomsten uit de markt’. Zij joeg de organisatie nog wat verder op, met de bepaling dat de opbrengst van de marktactiviteiten elk jaar een groter aandeel van de inkomsten moest uitmaken. Staatsbosbeheer kwam daarmee onder druk te staan om op zo efficiënt mogelijke wijze hout uit de eigen bossen te oogsten.

De verkoop van het eigen hout is een van de geldbronnen van Staatsbosbeheer: in 2019 verkocht de dienst voor ruim 25 miljoen euro. In Staatsbosbeheer in de houtgreep, een nog ongepubliceerd manuscript van een boek dat zij als ooggetuige schreef, schetst Henstra het gevolg voor een perceel in het bos van Amerongen na een kaalkapronde daar: ‘Als we de auto geparkeerd hebben, stuiten we meteen op de eerste kapvlakte. Een joekel. Het bos dat hier stond is weg. Gemengd, structuurrijk volwassen bos bestaande uit minstens honderd jaar oude grove dennen met een loofhoutondergroei van berken, eiken en beuken. Maar niet alleen het bos is weg. Ook de bosbodem is weg. De moslaag en de bovenlaag van de bodem met bodemfauna is verdwenen. Door bodembewerking. De nu kale grond ziet er verschrikkelijk toegetakeld uit.’

Lees verder in De Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 35 (26 augustus 2020).