Op hoop en zegen

Het CDA herontdekt de zin van het bestaan

Van marketingmachine terug naar de eigen idealen: zo kun je de koerscorrectie typeren die het CDA onder Henri Bontenbal uitvoert. Na het zielloze ‘Nu doorpakken!’ van zijn voorganger is zijn leiderschap de belofte van een nieuw begin.

Henri Bontenbal
Henri Bontenbal tijdens de tweede dag van de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer. Den Haag, 21 september
© Bart Maat / ANP

Naast zijn Kamer-lidmaatschap heeft CDA-lijsttrekker Henri Bontenbal een onalledaagse liefhebberij: het schrijven van ‘inspiratieportretten’. Zo noemt hij zijn korte essays over filosofen, theologen, kunstenaars, aan wie hij zijn ideeën over politiek en samenleving scherpt. Het portret dat hij in het voorjaar schreef gaat over toneelschrijver Václav Havel (1936-2011), de leider van het verzet ten tijde van het communistische knevelregime in Tsjecho-Slowakije en na de val van de Muur de eerste president van dat land.

Wat Bontenbal aanspreekt in Havel, naast zijn moed oog in oog met de dictatuur, is het houvast dat hij zocht in wat hij ‘hoop’ noemde. Hoop was voor Havel niet synoniem met optimisme, oftewel ongeschokt vertrouwen dat het goed zal komen: de Muur moest nog vallen toen hij over dit thema zijn gedachten liet gaan. Hoop was voor hem wel een conditie van de geest, een kracht die hem ook als politieke gevangene weerbaar maakte tegen de pogingen van de communisten hem te breken.

‘Het is ons vermogen ons voor iets in te zetten omdat het goed is’, schreef hij in 1985 in Verhoor op afstand, een correspondentie met een bevriende journalist aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. ‘Hoop is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft — ongeacht hoe het afloopt.’

Daarom hoeft een beroep op het betere ik, op de verantwoordelijkheid van mensen voor ‘iets wat hoger is dan zijzelf’, nooit tevergeefs te zijn. In een inspiratieportret over de joodse filosoof Abraham Joshua Heschel (1907-1972) staat Bontenbal stil bij wat voor hem dat ‘hogere’ is dat het individu overstijgt: de verantwoordelijkheid die hij of zij voor andere mensen heeft. ‘De mens is een verantwoordelijk wezen omdat hij in staat is uit te stijgen boven het bevredigen van de eigen behoeften en begeerten’, is een van de lessen die Bontenbal uit Heschels boek Wie is de mens? trekt. ‘Hij is gericht op gemeenschap, op saamhorigheid en kan alleen vervulling en zin ervaren samen met andere mensen. De mens heeft nooit genoeg aan zichzelf alleen. Hij is op zoek naar zin, want alleen maar zijn is hem niet genoeg.’

De christen-democraat Bontenbal ontleent politieke betekenissen aan het werk van de humanistische toneelschrijver en de joodse filosoof. De zekerheid dat je inzet voor het goede hoe dan ook van waarde is, ongeacht de uitkomst, is wat hem inspireert in Havels idee van hoop. Heschels denkbeelden over de verantwoordelijkheid die je hebt voor de ander geven de christen-democratische beginselen een concrete politieke betekenis en ontdoen ze van het vage, stoffige imago dat ze aankleeft.

Op de keper beschouwd zijn die beginselen ‘menselijke kwaliteiten’, in Havels woorden, die de samenleving vooruithelpen dankzij een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel. Het ideaal van ‘rentmeesterschap’ vergt van mensen dat ze zuinig zijn op het milieu, ook om het leven voor de generaties na hen niet te verpesten. ‘Publieke gerechtigheid’ is niet alleen een opdracht aan de overheid als bewaker van de rechtsstaat, maar vergt ook van mensen zelf dat zij anderen recht doen, dus humaan en eerlijk behandelen. ‘Gespreide verantwoordelijkheid’ geeft aan dat iedereen zich aangesproken mag voelen om zich in te spannen voor een rechtvaardige en vreedzame samenleving. ‘Solidariteit’ doet een beroep op mensen om zich het lot van anderen aan te trekken.

De rode draad in de vier beginselen wordt zichtbaar in een terloopse opmerking van de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter in het Canvas-programma Alleen Elvis blijft bestaan: ‘De zin van het bestaan zit in de zorg voor de ander.’ Ook volgens Pieter Jan Dijkman, directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, brengt De Wachter zo trefzeker onder woorden wat de kernbetekenis van de christen-democratische idealen is.

‘Politiek begint met een mensbeeld’, zegt hij, ‘en dat van de christen-democratie is dat wij een boodschap aan elkaar hebben, zoals Ruud Lubbers dat zei. Je kan jezelf niet denken zonder de ander. Van nature zijn mensen sociaal, ze willen het liefst verantwoordelijkheid dragen voor hun omgeving. Dat wordt hun niet opgedrongen, dat komt uit henzelf. Mensen zijn ook spirituele wezens. Het gaat hun om meer dan materie alleen: ze zijn op zoek naar zingeving, naar wat écht betekenis heeft. Mensen hebben in de christen-democratische visie ook een intrinsieke waardigheid. Het doet er niet toe hoeveel strepen je op je uniform hebt, in welke auto je rijdt, hoe groot je huis is, nee, je bent van waarde als mens simpelweg omdat je dat bent.’

Het sociale en spirituele karakter van mensen en hun intrinsieke waardigheid zijn volgens Dijkman ‘intuïties’ in het mensbeeld van christen-democraten. Hun visie op de inrichting van de samenleving en op de taken van de overheid is daarop gebaseerd. Het onderscheid met de sociaal-democratie, met het populisme en met het liberalisme moet je daarin zoeken, zegt hij. ‘In die ideologieën zie je de dominante mensbeelden van nu terug. In het ene is de mens een slachtoffer, van overheidshandelen of van kapitalistische machten. Sociaal-democraten neigen soms tot deze gedachte, maar het zit bovenal in het populisme. Mensen worden gepakt, is hun boodschap. Het andere dominante mensbeeld van deze tijd is dat van het individu als selfmade. Zijn geluk is zijn eigen prestatie, dus spiegelbeeldig is hij ook verantwoordelijk voor eigen falen. Je hoort het in de retoriek van Mark Rutte in de afgelopen jaren. Altijd is zijn boodschap: als jij je inzet, dan zul je worden beloond.’

Inherent aan beide mensbeelden is dat de samenleving er als een strijdperk in verschijnt. ‘Als een toneel van ellebogenwerk en machtsdrang, een harde wereld waarin het recht van de sterkste geldt. Je komt uit die strijd tevoorschijn als winnaar of als slachtoffer. De christen-democratie ziet de maatschappij nu juist als een plek waar mensen liever met elkaar samenwerken dan elkaar bestrijden. De overheid moet ze daartoe in staat stellen, door de voorwaarden te scheppen voor een samenleving waarin mensen solidair met elkaar zijn, ze goed zorgen voor hun leefomgeving, anderen in hun recht laten en hun verantwoordelijkheden goed verdelen. Inderdaad, dat is de vertaling van de vier beginselen naar een maatschappelijk ideaalbeeld’, aldus Dijkman.

In een van zijn richtinggevende redes haalde Bontenbal Christopher McCandless aan, de hoofdpersoon uit Sean Penns film Into the Wild, om de behoefte aan sociale inbedding van mensen te onderstrepen. In het waargebeurde verhaal verruilt McCandless de bewoonde wereld voor de wildernis van Alaska. Na zijn aanvankelijke geluk over zijn herwonnen vrijheid, verlost van maatschappelijke banden, vervalt hij in diepe somberheid als hij ontdekt hoe armzalig je bestaan is als je dat geluk met niemand kunt delen. ‘Happiness only real when shared’, luidt de laatste notitie in zijn dagboek voor hij sterft aan het eten van een giftige plant. In dezelfde rede citeerde Bontenbal zijn stadgenoot Jules Deelder, om bondig te herhalen wat hij met dit verhaal wilde vertellen: ‘De omgeving van de mens is de medemens.’

Met de verkiezing van Bontenbal tot partijleider voelt Dijkman zich verlost uit het isolement waarin hij met zijn medewerkers verkeerde. Al die tijd waren de denkexercities van het Wetenschappelijk Instituut aan het Haagse Buitenom als een schreeuw in de nacht voor de machtsechelons van het CDA een kilometer verderop, aan het Binnenhof. Het politiek opereren van het CDA was in die jaren meer gebaseerd op een marketingstrategie, gericht op het paaien van doelgroepen in het electoraat zoals de boeren, dan op ideologisch zelfbewustzijn.

‘Traditie is niet de as aanbidden, maar het vuur doorgeven, en dat is wat Henri heel goed begrijpt’

Met Bontenbal, zegt Dijkman, valt de lijsttrekker weer samen met het christen-democratische programma. ‘Lubbers zei altijd dat je de maatstaven voor het beoordelen van de consistentie van een politieke partij in vier p-woorden kunt samenvatten: principes, programma, profiel, persoon. Bij Bontenbal zit het wel goed met die consistentie. Wat je bij hem ziet en van hem hoort, dat is de christen-democraat die hij ook is. Als hij het heeft over een politiek van hoop, dan is dat niet een inhoudsloze slogan die lekker klinkt, maar de hoop zoals Havel die bedoelt: je inzet om het goede te laten opbloeien telt meer dan de precieze uitkomst. Wat kun je nu meer van een politicus verlangen dan dat hij die inzet toont?’

Dit bevalt Dijkman ook aan de CDA-lijsttrekker: hij is niet verlegen met de christen-democratische beginselen. ‘Op de manier waarop hij ze naar voren brengt, maakt hij er een levende traditie van. Traditie is niet de as aanbidden, maar het vuur doorgeven, en dat is wat Henri heel goed begrijpt. Die CDA-uitgangspunten klinken misschien wat normatief, of zelfs oubollig, maar ze zijn ook gewoon praktische richtingwijzers hoe wij het beste met elkaar kunnen samenleven. Bontenbal brengt ze zonder schroom onder woorden. Ik heb Sybrand Buma in zijn tijd van CDA-leider eens op een congres horen zeggen: ’’Wie ziet nou ooit op straat een rentmeester lopen?’’ Daar was ik een beetje pissig over, niet omdat ik nu zo hecht aan dat woord, wel omdat mensen echt wel snappen dat het slaat op je verantwoordelijkheid om een leefbare aarde door te geven aan volgende generaties.’

Lees verder in de Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 46-47 (15 november 2023).