Een Republikeins achterhoede­gevecht

De slag om het Capitool: Na de bestorming

Het oproer bij het Capitool tekent de diepe crisis in de Amerikaanse democratie. Het kan ook een wending ten goede markeren als Joe Biden er de juiste les uit trekt en de band tussen Washington en de samenleving versterkt.

Washington DC
Het Supreme Court gezien door een ingeslagen ruit in het Capitool in Washington, 7 januari
© Erin Scott / Reuters

Hoe aanlokkelijk dat woord ook is vanwege z’n dramatische lading: een poging tot een ‘staatsgreep’ was de bestorming van het Capitool waartoe president Donald Trump de meute ophitste niet. Een coup veronderstelt een vooropgezet plan om de staat omver te werpen, en dat ontbrak. Met valse heroïek waaraan de geur van fascisme hing – ‘Laat de zwakken opzij gaan, dit is een tijd voor kracht’ – bracht hij in een toespraakje zijn aanhang het hoofd op hol, om daarna in het Witte Huis op de bank te kijken naar het tv event dat hij zelf had georkestreerd. Een doordachte strategie zat daar niet achter.

Onafhankelijk van elkaar, een halve wereld van elkaar verwijderd, komen de Amerikaans-Nederlandse historicus James Kennedy en de Australische politicoloog John Keane beiden tot deze conclusie. Trumps drieste actie kwam voort uit de wrokkige vernielzucht waarmee hij zich al sinds zijn verkiezing tot president in 2016 keert tegen alles en iedereen die hem zijn zin niet geeft – niet ‘aardig’ voor hem is, in zijn woorden. Hij ontlaadde die wrok telkens weer op de instituties die in de democratie kritische tegenmacht vormen: rechters, wetenschappers, de pers, kunstenaars en het parlement.

Dat er geen sprake was van een coup maakt de symboliek van Trumps agressie tegen het Congres er niet minder om, zeggen Kennedy en Keane: een president spoort zijn hordes aan tot een aanval op de volksvertegenwoordiging op de dag dat die zijn verkiezingsnederlaag zal bekrachtigen. Dat zijn methodes van een fascist.

‘Dat is wat de inbraak in het Capitool zo schokkend maakt: dat de daders door de president zelf eropaf zijn gestuurd’, zegt Kennedy, hoogleraar moderne Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. ‘Trump is ongekend doortrapt, maar dan vooral in het manipuleren van mensen, niet in strategisch denken. Iets voor de lange termijn plannen, kan hij niet. Als hij met zijn actie tegen het Congres dacht alsnog vier jaar als president te kunnen afdwingen, dan was dit een aanval zonder realiteitsbesef, knullig, ondoordacht, zonder helder doel. Vandaar dat ik zo aarzel om dit een coup te noemen. Trump wordt vooral gedreven door de wil te slopen wat hem in de weg staat, dat is zo, maar deze keer is het ook een vorm van zelfdestructie. Wat denkt hij in vredesnaam met deze aanval te hebben gewonnen?’

John Keane, hoogleraar aan de Universiteit van Sydney en aan het Wissenschaftszentrum in Berlijn, moest bij het oproer dat Trump uitlokte denken aan de Bierkellerputsch, de klungelige poging die Adolf Hitler en zijn trawanten in november 1923 ondernamen om de Weimarrepubliek omver te werpen. ‘Naast “staatsgreep” betekent putsch in het Duits ook “slag” of “stoot”. De bende van Hitler deelde in die nacht van 8 op 9 november een opdoffer uit aan het regeringssysteem van Weimar’, zegt Keane vanuit Sydney. ‘Daarom vind ik putsch ook een treffender woord dan coup om de klap te typeren die Trump het Congres wilde geven. Het ruwe, het primitieve: daarin zit de overeenkomst met Hitlers putsch.’

Keane vindt de actie van Trump vooral een wanhoopsdaad, een vertwijfelde poging tegen beter weten in om zijn presidentschap te prolongeren. Dat doet hem denken aan een uitspraak van de toenmalige Joegoslavische despoot Josip Tito. ‘Tito zei ooit dat de dood die hij het meest vreesde niet zijn fysieke maar zijn politieke overlijden was. Lichamelijk dood gaan we allemaal, dat is onvermijdelijk, maar voor Tito was het een onverdraaglijke gedachte dat hij ook een politieke dood kon sterven. Hij kon zich niet voorstellen dat hem dat zou gebeuren. Ook Trump heeft zich verloren in een waanwereld waarin het niet mogelijk mag zijn dat hij verliest. Hij beleeft nu het moment van confrontatie met zijn politieke dood en dat vervult hem met angst en woede.’

‘The Republican Party has nurtured this creature that is now about to eat them alive’, zei CNN-commentator Abby Phillip over de overgave van Republikeinse politici aan Trump. Ook na de bestorming van hun eigen institutie waren nog tientallen Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat bereid Trumps fantasie dat hij en niet Joe Biden de verkiezingen had gewonnen als een realiteit te slijten.

Voor een partij die zich overeind probeert te houden op basis van leugens komt ooit het moment van de waarheid, meent Keane: ‘We zien nu hoe wanhopig de Republikeinen zijn. Ook zij vrezen kennelijk de politieke dood, maar dan van hun partij. Marginalisering is de toekomst van wat ooit de Grand Old Party was, nu haar sociale basis steeds verder krimpt. De bevolkingscijfers wijzen dat uit, maar bij de bestorming van het Capitool kon je het gewoon ook zien: de horde bestond vooral uit witte mannen, de bevolkingsgroep die tot de krimpende minderheid behoort en maar moeilijk met die demografische realiteit in het reine kan komen. Het geweld en de volksmennerij zijn daar de keerzijde van.’

Tekenend voor hun achterhoedegevecht is dat de Republikeinen zich aan de macht vastklampen met trucs om de kiezer te manipuleren. Waar ze kunnen, richten ze het systeem zo in dat het in het voordeel werkt van witte, relatief welvarende kiezers en in het nadeel van zwarte, arme Amerikanen, dus gunstig uitpakt voor het eigen electoraat en ongunstig voor dat van de Democraten. Hun politieke manoeuvres zijn vooral gericht op het behouden van de macht: behalve belastingverlaging voor de rijken hebben ze geen uitgewerkt politiek programma meer. Bij de presidentsverkiezingen ontbrak het zelfs in z’n geheel.

Kennedy moet denken, zegt hij, aan wat Peter Drucker, een Oostenrijks-Amerikaanse intellectueel, in 1929 op een nazi-manifestatie hoorde toen hij als journalist in Duitsland werkte. Het ‘abracadabra van het fascisme’, in de woorden van Drucker, bleek uit het standpunt over de broodprijzen. Kennedy: ‘Gevraagd welke prijs ze voorstonden, antwoordden ze: we willen geen lagere broodprijzen, geen hogere broodprijzen, geen gelijk blijvende broodprijzen. Wij willen nationaal-socialistische broodprijzen!’

Tekenend voor het achterhoedegevecht van de Republikeinen is ook dat de meesten nog altijd niet volledig durven te breken met Trump, ook al staat zijn nihilisme haaks op het conservatisme dat de partij traditioneel belichaamde. Trump richt al zijn vandalistische impulsen tegen de politieke en maatschappelijke instituties die in de Republikeinse ideeënwereld een sleutelrol in de democratie spelen. Volgens Kennedy is de verklaring voor deze ongerijmdheid dat Trump en zijn aanhang voor veel Republikeinen de laatste reddingslijn zijn die uitzicht op machtsbehoud biedt.

‘Ik heb geen enkel respect voor het morele failliet van wat ze aan het doen zijn, maar ik kan het wel verklaren’, zegt Kennedy. ‘Laten ze Trump vallen, dan valt de partij uiteen. Luister in de VS naar de Conservative Talk Radioen je hoort dat Trumps volgelingen gewoon lak hebben aan de Republikeinse Partij of die zelfs verachten. Hun held steunen, dat is het enige wat die partij volgens hen moet doen. Punt uit. Dat is het probleem van Republikeinse politici: zij weten dat een groot deel van hun achterban eigenlijk niets met hen heeft. Daarom durven ze niet te kiezen tussen het ene of het andere uiterste in de partij, want dat betekent het einde van hun machtspositie en – niet te vergeten – van menige politieke carrière.’

‘Alexis de Tocqueville zou zijn ogen niet geloven als hij de VS van nu zou zien’

Daarbij komt dat in het Amerikaanse kiessysteem, waarin in elk district alleen de stemmen tellen van de partij die de meerderheid haalt, een partijsplitsing politieke zelfmoord is: wat dan rest van de Republikeinen zal nooit meer een competitieve partij zijn. Het gijzelende effect dat Trump uitoefent op de Republikeinse Partij schuilt dus ook in dat Angelsaksische meerderheidsstelsel.

De Republikeinen zijn politiek zo ver op drift geraakt dat ze zijn ‘verwilderd’, schreef Paul Krugman in zijn column in The New York Times. Keane herkent zich in dat beeld: ‘Het staatsbestel van de VS wordt geconfronteerd met een politieke partij die nog zo’n veertig procent van de kiezers vertegenwoordigt, maar niet langer loyaal is aan beginselen van deze constitutionele democratische republiek, het principe van vrije en eerlijke verkiezingen voorop.’ De Republikeinen zullen in hun strijd om politiek te overleven nog de nodige schade aan de democratie en de rechtsstaat aanrichten, maar de vrees daarvoor, zegt Keane, moet Amerikanen niet blind maken voor het goede nieuws aan de andere kant van het politieke spectrum, bij de Democraten.

Trumps kabinet van ja-knikkende witte mannen en een enkele vrouw maakt plaats voor Bidens regeringsploeg, met evenveel ministers van beide seksen en meer gekleurde bewindslieden dan witte. Met Kamala Harris treedt de eerste vrouwelijke, zwarte vice-president aan. Zij is de belofte van de toekomst voor de volgende presidentsverkiezingen. Joe Biden zelf is in alles het tegendeel van zijn voorganger: fatsoenlijk, politiek ervaren, respectvol jegens de instituties van democratie en rechtsstaat. Hij won de verkiezingen met de boodschap dat hij ‘het land wil helen’. Op het moment dat Trump achter z’n tv keek naar wat hij met zijn opruiing bij het Capitool had aangericht, sprak Biden de natie toe. ‘Het werk van de komende vier jaar moet het herstel zijn van democratie, fatsoen, eer, respect en van de rechtsstaat’, zei hij. ‘Gewoon, eenvoudig fatsoen.’

Lees verder in De Groene

 


Verschenen in De Groene Amsterdammer nr. 2 (13 januari 2021).